Gebed van de H.Alfonsus Maria bij het schrijven van de uitleg van het Salve Maria


GEBED TOT JEZUS EN MARIA

Mijn liefdevolle Verlosser en Heer, Jezus Christus, ik, Uw arme dienaar, ik weet wat groot genoegen men U doet door de verheerlijking van Uw allerheiligste Moeder, omdat Gij zelf Haar zo bemint en ook vurig wenst Haar door allen bemind en geëerd te zien. Daarom heb ik het plan opgevat, dit boek uit te geven over haar heerlijkheden.
Maar ik weet niemand, aan wie ik het beter zou kunnen toevertrouwen, dan aan U, wie de verheerlijking van deze Moeder zo ter harte gaat. U wijd ik het daarom toe, U beveel ik het aan. Aanvaard dan dit klein bewijs van liefde jegens U en Uw beminde Moeder. Zegen dit boek. Ontsteek in die het zullen lezen, het vlammende licht van vertrouwen en liefde jegens de Onbevlekte Maagd. Zij toch is door U aan alle verlosten gegeven als hoop en bijstand. En tot loon voor mijn geringe arbeid bid ik U: geef mij een zo grote liefde voor Maria, als ik door dit bescheiden werk verlangde te ontsteken in allen, die het zullen lezen.
Verder richt ik mij tot U, mijn liefste Meesteres en Moeder Maria. Gij weet zo goed, hoe ik alle hoop voor mijn eeuwige zaligheid na Jezus op U heb gesteld; want heel mijn geluk, mijn bekering, mijn roeping om de wereld te verlaten en alle andere genaden, die ik van God mocht ontvangen, erken ik alle te hebben verkregen door Uw bemiddeling. Gij weet ook, hoe ik, uit verlangen om U naar verdienste bemind te zien en ook om U een bewijs van dankbaarheid te geven voor zoveel weldaden van U ontvangen, altijd gezocht heb U te verheerlijken, zowel in het openbaar als in het bijzonder, door allen aan te sporen tot de zoete en zegenrijke godsvrucht jegens U. Ik hoop daarin te volharden tot mijn laatste ademtocht.
Maar mijn gevorderde jaren en mijn verzwakte gezondheid zeggen mij, dat ik het einde van mijn aardse pelgrimstocht nader en dat ik weldra de eeuwigheid zal ingaan. Daarom heb ik gedacht, vóór mijn sterven aan de wereld dit boek achter te laten, opdat het in mijn plaats voort zou gaan U te verheerlijken en ook anderen op te wekken tot lofprijzing van Uw heerlijkheden en van de grote goedheid, die Gij Uw getrouwe dienaars betoont.

Ik hoop, mijn beminde Koningin, dat mijn arm geschenk, al blijft het ook ver beneden Uw verdienste, toch welgevallig mag zijn aan Uw hart, zo rijk aan dankbaarheid. Want het is een geschenk uit louter liefde. Strek daarom uit Uw zachte hand, waarmee Gij mij bevrijd hebt van de wereld en de hel; neem het aan en bescherm het als Uw eigendom.
Maar weet ook, dat ik voor mijn nederig geschenk een beloning verlang. Laat ze hierin bestaan, dat ik van nu af U nog meer beminnen mag en dat ieder, in wiens handen dit werkje komen zal, ontvlamd worde van liefde voor U, zodat tegelijkertijd in hem of haar het verlangen groeit, om zelf U lief te hebben en U ook door anderen bemind te zien. En moge dat verlangen hem of haar dan aanzetten, uit al zijn of haar vermogen en met hart en ziel te gaan ijveren voor de verkondiging en bevordering van Uw lof en van het vertrouwen op Uw zo machtige voorspraak. Amen! Zo hoop ik! Zo zij het!

Uw toegenegenste ofschoon onwaardigste dienaar,


ALFONSUS DE LIGUORI
van de Allerheiligste Verlosser.