Inhoud

Over de Derde Orde en de Verplichtingen

I - Doel van de Derde Orde

1. De wereldlijke Derde Orde van O.L.Vrouw van de Berg Karmel en van de H. Moeder Theresia van Jezus is een vereniging van gelovigen, die voornemens zijn in de wereld en voor zover het hun mogelijk is in hun staat, een volmaakt christelijk leven te leiden, volgens de geest en onder de leiding van de Orde der ongeschoeide Karmelieten; dit, onder bescherming van de hoogverheven Koningin van de Karmel en naar het voorbeeld van zo vele Heiligen, die door hun deugden haar heilige Orde verheerlijkt hebben.

2. Evenals de kloosterbroeders en de kloosterzusters van onze Orde, hebben de Derde Ordelingen als voornaamste doel de Heer te loven. O.L. Vrouw van de Karmel te vereren en door hun gebeden onze Moeder de H.Kerk behulpzaam te zijn

3. De middelen om dit doel te bereiken liggen opgesloten in de Leefregel, die, wanneer hij stipt wordt onderhouden, onze Derde Ordelingen tot heiligheid en eeuwige zaligheid geleidt.

II - Inrichting van de Derde Orde

4. Krachtens de macht door de Pausen aan de Karmel Orde toegestaan en goedgunstig door Clemens VIII aan de oversten van de Hervormde Karmel medegedeeld, kunnen de Zeer E. P. Generaal of zijn Vicaris de Derde Orde inrichten in vergaderingen of afdelingen.

5. Zo wordt de Derde Orde gewoonlijk ingericht in afzonderlijke en op zichzelf staande afdelingen; iedere afdeling is in een daartoe aangewezen kerk gevestigd en staat onder het bestuur van de Oversten der Orde of hun plaatsvervangers.

6. Om de Derde Orde kerkelijk als afdeling in te richten worden vereist; de toelating van Z.E.P. Generaal of van zijn Vicaris en de schriftelijke toestemming van de bisschop van de plaats waar de inrichting moet geschieden.

7. Ofschoon het voordeliger is dat de Derde Ordelingen in afdelingen verenigd worden, kunnen zij toch leden van de Derde Orde zijn zonder in een afdeling te treden of er deel van uit te maken,levende als Derde Ordelingen in de wereld verspreid.

8. Om op deze wijze aan de Derde Orde toe te behoren is het voldoende aanvaard te worden, het kleed te ontvangen van de Overste of van een priester wettig daartoe gemachtigd, en na één jaar proeftijd zijn professie te doen in de handen van dezelfde priester of van een andere, die er de macht toe heeft.

9. Zulke Derde Ordelingen zullen hun gedrag moeten schikken naar dezelfde Regel der Derde Orde voor al hetgeen hen in het bijzonder aangaat onder de leiding van hun eigen biechtvader.

III - Over de macht van de Derde Orde

10. Het kleed geven en op gestelde tijd tot het afleggen van de gelofte in de Derde Orde aanvaarden kunnen; de Z.E.P. Generaal in de hele Orde, de EE.PP. Provincialen in het rechtsgebied van hun provincie en de plaatselijke Oversten, ieder in het gebied waar hun klooster gelegen is.
(of de plaatselijke verantwoordelijke priester)

11. Bovendien kan de Z.E.P. Generaal of zijn Vicaris wereldlijke priesters of kloosterlingen uit welke Orde dan ook, of wanneer en waar, ook daartoe afvaardigen. De E.P. Provinciaal kan dergelijke macht verlenen alleen aan de kloosterlingen zijn onderdanen, binnen de grenzen van zijn eigen provincie en voor de tijd van zijn bestuur; de plaatselijke Overste kan enkel zijn onderdanen afvaardigen binnen zijn gebied en voor de duur van zijn ambt.
(e.a. kan ook worden gedelegeerd aan de plaatselijke bisschop)

IV - Over de vereiste voorwaarden

12. In de Derde Orde kunnen aanvaard worden, personen van beide geslachten, welke hun staat ook is, zoals geestelijken en wereldlijken, ongehuwden, gehuwden en weduw(en)naars, mits zij de volgende voorwaarden vervullen:

a) Dat zij niet gebonden zijn door eeuwige of tijdelijke geloften in een kloostergemeente;

b) Dat zij geen deel uitmaken van een andere Derde Orde, ’t zij als novicen of als geprofesten;

c) Dat zij voorbeeldig zijn in hun levenswandel, standvastig en getrouw in de belijdenis van het katholiek geloof en in de gehoorzaamheid jegens de H. Roomse Kerk;

d) Dat zij een ernstige begeerte hebben om een volmaakter leven te leiden door de onderhouding van hun algemene en bijzondere plichten, alsook het voornemen God en O.L.Vrouw van de Karmel vuriger te dienen;

e) Dat zij van eerbare stand zijn en kunnen voorzien in eigen bestaan, het zij uit hun eigen goederen of door een eerlijke werkzaamheid;

f) Dat zij de ouderdom van 24 jaar bereikt hebben, nochtans, hiervan mogen de Oversten en Bestuurders allen ontslaan, die er om hun zedelijke hoedanigheden waardig toe bevonden worden en althans ten volle twintig jaar oud zijn.

V - Over het Kleed

13. Het eigen kleed van allen, die aan onze Derde Orde toebehoren, bestaat uit een lakenbruin Scapulier, dat tijdens de zomer door een zijden vervangen mag worden; het is samengesteld uit twee gelijke delen van 25 centimeter op 18 breedte.

14. Het moet dag en nacht gedragen worden en op zo’n wijze over de schouders hangen, dat het én de borst én de rug bedekt; het mag nooit door een kleiner worden vervangen, tenzij ziekte of een andere goede reden het anders vereist, mits door de biechtvader goedgekeurd.

15. Dit Scapulier moet, als het voor de eerste keer opgelegd wordt, door wie daartoe gemachtigd is, gewijd worden. Andere Scapulieren die het eerste later zullen vervangen, hoeven niet meer gewijd te worden.

VI - De aanneming in de Derde Orde

16. Alhoewel de Overste of de aangestelde Directeur of de (Verantwoordelijke) alle personen in de Derde Orde kunnen aanvaarden, die de hierboven genoemde voorwaarden vervullen, toch zal het meestal voordelig zijn voor de goede leiding van de afdeling en nuttig om de gesteltenissen van de postulanten beter te kennen, zo zij enige tijd te voren de personen die begeren aanvaard willen worden aan hun Raad voorstellen.

17. De Overste, de Directeur of de (Verantwoordelijke) zal daarom zorg dragen nooit iemand voor te stellen, waarvan hij denkt dat deze niet geroepen is voor deze levensstaat of van wie het merendeel van de broeders niet goed gezind is, teneinde geen gelegenheid te geven tot tweedracht, die zo nadelig is voor het beoefenen van de wederzijdse liefde.

18. Voordat de postulanten tot de kleding worden toegelaten, zullen zij een voorbereiding van twee maanden moeten ondergaan, om goed onderricht te zijn over de verplichtingen welke zij als Derde Orde lid op zich zullen nemen.

19. Zij zullen zich, onder leiding van hun eigen biechtvader, door enige godsvruchtige oefeningen tot de kleding voorbereiden.

20. Op de dag van hun kleding zullen zij ter H. Tafel naderen; daarna zullen zij op een bepaald uur, na een korte onderrichting, en als de Overste of Directeur het goed vindt, met de voorgeschreven plechtigheden het kleed ontvangen.

21. De plechtigheid van de kleding zal tijdens een van de maandelijkse vergaderingen, waar deze gehouden wordt, in de daartoe bestemde bidplaats plaatsvinden. Zo niet, dan zal dit gedaan worden vóór een altaar van Onze Lieve Vrouw, maar niet in het openbaar.

22. Na hun kleding zullen de postulanten in hoedanigheid van novicen, gedurende de tijd van één jaar, de oprechtheid van hun roeping door het nauwkeurig onderhouden van de Regel, bewijzen en zich door het beoefenen van christelijke deugd en van gebed, waardig maken om tot de professie toegelaten te worden.

23. Het wordt aan de voorzienigheid van de Overste of van de Directeur overgelaten het noviciaat te verlengen van diegenen, waarbij hij gebrek aan gezond oordeel of standvastigheid mocht vinden; hetzelfde geldt voor hen die niet sterk genoeg voor hun roeping gevonden worden.

24. Gedurende de proeftijd zullen de Derde Ordelingen over hun verplichtingen onderricht worden.

25. Wanneer een novice in stervensgevaar verkeert, zal de Overste of Directeur hem tot de professie mogen toelaten, vooraleer het proefjaar voltrokken is. Die geloften zullen alleen geldig zijn wanneer hij sterft; doch, wordt hij weer gezond, dan verplichten zij niet en de novice zal bijgevolg gehouden zijn ze te vernieuwen op het einde van zijn noviciaat.

VII - De Professie

26. Omtrent het einde van het proefjaar, wanneer de ouderdom van 25 jaar ten volle bereikt is, tenzij men daarvan ontslagen is, zal de Overste of Directeur, verzekerd zijnde van de goddelijke roeping tot hun staat en volharding in hun goede voornemens, de novicen mogen toelaten tot de professie.

27. Wanneer de dag daartoe bepaald is, door de Overste of Directeur, zal iedere novice zich voorbereiden door godsvruchtige oefeningen, volgens de raad van de Directeur. Zij zullen niet nalaten op de dag zelf tot de heilige Tafel te naderen.

28. De professie zal op dezelfde wijze geschieden als de inkleding; doch met de plechtigheid en de gebeden die in het Ceremonieel staan aangegeven.

29. De professie zal afgelegd worden in de handen van de Overste of diens plaatsvervanger en op deze manier:
“ik N.N. doe mijn professie en beloof aan God, aan de Allerheiligste Maagd Maria van de Berg Carmel, aan onze Heilige Moeder Theresia en aan de Oversten van de Orde, gehoorzaamheid en zuiverheid; volgens de Regel van de Derde Orde, die ik met de grootst mogelijk volmaaktheid, tot aan mijn dood wil onderhouden”.

30. Tweemaal in het jaar, op het feest van de H. Kruisheffing (14 september) en op de plechtigheid van Driekoningen (6 januari), zullen de Derde Ordelingen hun gelofte uit godsvrucht vernieuwen vóór de Overste of zijn plaatsvervanger; is het hun echter onmogelijk, dan zullen zij die afzonderlijk vernieuwen na de heilige Communie.

31. De gelofte van gehoorzaamheid en van zuiverheid, naar de Regel van de Derde Orde, hebben niet de uitgestrektheid van de kloostergeloften en eindigen met het uittreden uit de Derde Orde. Zij hebben tot doel zich nauwkeuriger tot het volmaakt onderhouden van de geboden van God en van onze Moeder de H. Kerk, te verbinden; terwijl zij het beoefenen van de christelijke deugden tot een hoger volmaaktheid verheffen en er de waarde en de verdienste ervan vermeerderen, voegen zij enkel een heiliger bekrachtiging bij de plicht die al de gelovigen hebben, elk aan zijn Oversten onderdanig te zijn en in welke levensstaat zij ook zijn, de heilige zuiverheid naar lichaam en geest te bewaren.

32. Als een Derde Ordeling, bij wijze van verdiende straf door de Overste uit de Orde gesloten wordt, of uit eigen beweging er uit gaat, hetgeen hij niet behoort te doen zonder de raad van de Overste of van de Directeur, dan blijft hij niet meer gebonden door de geloften en de andere verplichtingen van de Derde Ordelingen.

VIII - De Gelofte van gehoorzaamheid

33. De gelofte van gehoorzaamheid, door de Derde Ordelingen uitgesproken bij hun professie, betreft hetgeen hen door de Oversten naar de voorschriften van de Regel opgelegd wordt.

34. Deze gehoorzaamheid zullen zij onderhouden ten opzichte van de Z.E.P. Generaal of zijn Vicaris, de Provinciaal, de plaatselijke Prior en ten opzichte van hem, die wettig als hun Directeur of (Verantwoordelijke) afgevaardigd is.

35. Zij zullen nooit zwaar zondigen tegen deze gelofte, tenzij, wegens zaken die betrekking hebben op de eeuwige zaligheid en die met de Regel overeenstemmen, de Oversten hen schriftelijk en vóór twee getuigen een zwaar gebod oplegden, met de verklaring dat het gebod op doodzonde verplicht. Daarom zal men nooit op en andere wijze een zwaar bevel geven.

36. Een ootmoedige onderwerping aan hun biechtvader, in zaken die hun geestelijke vooruitgang betreffen, zal hen nochtans van groot nut zijn op de weg naar de volmaaktheid.

IX - De Gelofte van zuiverheid

37. De gelofte van zuiverheid, afgelegd volgens de Regel van onze Derde Orde, verplicht zuiver te leven volgens de staat waarin de persoon zich bevindt of bevinden zal, die deze gelofte aan God doet. Daarom, krachtens hun professie moeten de ongehuwden de volkomen zuiverheid bewaren, zolang zij ongehuwd blijven; de gehuwden mogen de wetten van hun huwelijk niet overtreden; de weduwnaars, zolang zij het blijven, zijn verplicht tot de weduwlijke kuisheid; dus verwekt deze gelofte van de Derde Orde mannen en vrouwen geen beletsel tot verandering van hun levensstaat.

38. De personen, aan de Derde Orde verbonden, waarvan de leden de Onbevlekte en Allerzuiverste Maagd en Moeder Gods als hun bijzondere Moeder beminnen en vereren, moeten ten zeerste zorg dragen om de zuiverheid in gedachten, woorden en werken in heel hun gedrag te bewaren, en zich onthouden van alles wat deze mooie deugd kan verduisteren.

39. Onze Derde Ordelingen zullen in het bijzonder de mode, de pronkzucht en de ijdelheid van de wereld niet volgen, maar altijd zedig gekleed gaan volgens hun eigen rang en staat.

40. Wie zich aan een zware en uitwendige zonde tegen de zuiverheid schuldig maakt, zal door de Overste gestraft mogen worden en gebeurt het nogmaals, dan wordt hij verwijderd om geen ergernis te geven aan de medebroeders.

X - De Kleine Getijden van O.L.Vrouw

41. De Derde Ordelingen die geen redelijk beletsel hebben, zullen dagelijks, volgens de regels door de H. Kerk goedgekeurd de Kleine Getijden van O. L. V. bidden, te weten: het Invitatorium en het Nocturnum van de dag met de Lauden, en vervolgens op hun tijd de vier kleine Uren, de Vespers en de Completen.

42. De Derde Ordelingen die om welke reden, zelfs uit loutere godsvrucht, dagelijks de grote Kerkelijke Getijden bidden, zijn tot de Kleine Getijden niet gehouden.

43. Zij echter, die de Getijden niet kunnen bidden, zullen dagelijks 25 maal het Onze Vader en 25 maal het Weesgegroet bidden, namelijk zeven maal voor de Metten en Lauden en drie maal voor ieder ander kerkelijke Uren, te weten: Primen, Tertiën, Sexten, Nonen, Vespers, Completen.

44. Hoewel het aan de Derde Ordelingen toegelaten zij de Getijden of de 25 Onze Vaders en Weesgegroeten in eens te bidden, is het nochtans beter die gebeden op verscheidene tijden op de dag te verdelen, opdat voor hen, gelijk voor die de Kerkelijke Getijden op de gestelde uren, deze woorden van den Psalmist enigszins verwezenlijkt worden: ,,Septies in die laudem dixi tibi”.¹)
Zij zullen nochtans de Primen, de Tertiën, de Sexten en de Nonen in de morgen mogen bidden.; na de middag de Vespers en de Completen; en ‘s avonds te voren ofwel de morgen van de dag zelf, de Metten en de Lauden.

45. De Getijden mogen ook gebeden worden met één of meer tezamen, elk beurtelings een vers lezende, zoals het gedaan wordt in de kloosters; dit geldt insgelijks voor het bidder van de Onze Vaders en Weesgegroeten.

46. In geval van ziekte, of buitengewone bezigheid, zullen zij een of ander gebed mogen verkorten m de toestemming van de Overste of van de biechtvader; en kunnen zij dit verlof niet vragen, mogen ze volgens hun geweten, uit eigen beweging doen.

XI - Inwendig gebed, geestelijke lezingen, enz.

47. Daar onze Derde Ordelingen aan een Orde toebehoren, die het beschouwend leven tot het voornaamste doel heeft, zo zullen zij er zich op toeleggen het inwendig gebed te beoefenen.

48.Dagelijks zullen zij een half uur overweging doen, een kwartier ‘s morgens en een kwartier ’s avonds; of een half uur ineens, naargelang hun dagelijks werk. De Derde Ordelingen, die priester zijn, zullen zowel ‘s morgens als ‘s avonds een halfuur aan die oefening besteden.

49. De geestelijke lezing zal voor hen ook zeer nuttig zijn, vooral op de feestdagen, indien zij dit niet kunnen op de werkdagen. Zij zullen vooral het H. Evangelie lezen, de Navolging van Christus, de geestelijke werken van de H. Moeder Theresia, van de H. Vader Johannes van het Kruis, van de H.Franciscus van Sales, van de H. Alphonsus-Maria van Ligorio, de levens van de heiligen of van personen in geur van heiligheid gestorven en de ascetische en mystieke werken die het meest in iedere streek worden aangeprezen.

50. Zij zullen nooit nalaten iedere avond hun geweten met zorg en leedwezen te onderzoeken, want dit is een van de doelmatigste middelen om de zuiverheid des harten te bewaren en in de volmaaktheid vooruit te gaan.

51. Zij zullen zich ook met alle mogelijke zorg op de heilzame oefeningen van de tegenwoordigheid Gods toeleggen, vooral door vaak herhaalde schietgebeden.

XII - De H.Mis en het gebruik van de Sacramenten

52. Alle dagen, als het even kan, zullen zij met een levendig geloof en ingetogenheid de H. Mis bijwonen.

53. De Derde Ordelingen zullen het als een plicht aanzien altijd de eerste en de zorgvuldigste te zijn in het ontvangen van de heilige Sacramenten.

54. Tenminste éénmaal in de week zullen zij ter H.Tafel naderen, alsook op de eerste Vrijdag van elke maand; op de voornaamste feestdagen van O.L. Heer, van de H. Maagd van onze Stichters en Beschermheiligen; op de verjaardag van hun professie, op de dag van de vernieuwing van de geloften en wanneer zij weten dat een lid van de Orde in stervensgevaar verkeert of reeds is overleden.

55. Zij zullen zorgen op Witte Donderdag de heilige Communie uit handen van de Overste te ontvangen.

56. Wij bevelen ten zeerste aan de Derde Ordelingen de veelvuldige, ja zelfs dagelijkse Communie aan volgens de geest van de H. Kerk en de raad van hun biechtvader.

57. De Derde Ordelingen die, ofschoon zij in staat van genade zijn, dagelijks de sacramentele Communie niet kunnen ontvangen, zullen dit kunnen vergoeden door de geestelijke Communie; aldus zullen zij diep in hun hart de begeerte van het H. Sacrament bewaren en zich des te beter voorbereiden om het wezenlijk te ontvangen.

XIII - De Godsvrucht

58. Onze Derde Ordelingen moeten, volgens de raad van de Apostel, de godsvrucht met oprechtheid en standvastigheid beoefenen en alle middelen gebruiken die kunnen helpen om ze in hun ziel te kunnen bewaren.

59. In hun huis moeten zij liefdevol, geduldig, zachtmoedig en bezorgd zijn voor het volbrengen van hun plichten; zo zullen zij de godsdienst en de godsvrucht in zichzelf beminnelijk maken.

60. Een dag per maand zullen zij, indien mogelijk, aan een geestelijke afzondering besteden en alle jaren een “retraite” doen.

61. De godsvrucht tot Jezus in zijn aanbiddelijk Sacrament, tot O.L. Vrouw van de Berg Carmel, tot de H. Patriarch Jozef en tot de heiligen uit de Orde moet hen ten zeerste aan het hart liggen.

62. Daarom wordt hen aanbevolen, dagelijks een bezoek te brengen aan het allerheiligste Sacrament, alsook zich door negen- of driedaagse oefeningen voor te bereiden op de feestdagen van O.L.Heer, van de allerheiligste Maagd, van onze Stichters en van andere heiligen volgens hun eigen godsvrucht.

63. Het voorbeeld van ijver en liefde van de H. Moeder Theresia navolgende, zullen zij niet ophouden hun gebeden en goede werken op te dragen voor de verheffing van onze H. Moeder de Kerk, voor Zijne Heiligheid de Paus, voorspoed en de uitbreiding van onze Orde.

XIV - Het Vasten en de Onthouding

64. Al onze Derde Ordelingen moeten zorg dragen stipt te zijn in het onderhouden van de onthouding en van het vasten door de H. Kerk opgelegd, zonder zich daarvan te ontslaan, tenzij om een wettige en zware reden.

65. Buiten de dagen door de H. Kerk voorgeschreven, zullen zij nog vasten, zo dat zij het voedsel zullen mogen gebruiken wat op de gewone vastendagen in hun eigen streek toegelaten is; daags voor de feesten van resp. O.L. Vrouw van de Carmel, van Onbevlekt Ontvangenis, Sacraments-dag, de Plechtigheid (beschermfeest) van O.H. Vader Jozef , O.H. Vader Elias, O.H. Moeder Theresia, Allerheiligen van onze Orde,van O.H. Vader Johannes van het Kruis en alle vrijdagen in de Advent.

66. Eveneens, buiten de dagen door de H. Kerk voorgeschreven, zullen zij zich van vlees onthouden op alle woensdagen in het jaar en alle zaterdagen in de Advent.

67. Zij kunnen echter om wettige reden hiervan ontslagen worden.

68. Zij hoeven niet te vasten en onthouden als op genoemde dagen de volgende feestdagen vallen; het Hoogfeest van kerstmis (en de drie volgende feestdagen), de feestdagen van de Besnijdenis, van Driekoningen, van O.L.V. van de Carmel, van de H. Vader Elias, van de H. Moeder Theresia, van de H. Vader Johannes van het Kruis en ook alle feestdagen die verplicht zijn, of voor heel de H. Kerk, of voor de stad of land waar zij wonen.

XV - Stilzwijgen en het vluchten der ledigheid

69. De leden van de Derde Orde zullen het vele spreken zo veel mogelijk vermijden.

70. Zij zullen vooral de verfoeilijke ondeugd van kwaadspreken vermijden, naar het voorbeeld van de H. Moeder Theresia, die een allervolmaakst toonbeeld is geweest van de oplettendheid waarmee wij over onze naasten behoren te spreken.

71. Onze Derde Ordelingen, die tot geen bijzondere werken of ambtsplichten gehouden zijn, zullen niet nalaten zich nuttig bezig te houden, naar het voorbeeld van de H. Apostel Paulus. Indien zij dit niet nodig hebben voor eigen onderhoud, zal het tenminste kunnen dienen om de ledigheid (luiheid) te ontvluchten, om aalmoezen te geven, om de arme kerken, bijzonder die van de Orde, te ondersteunen en hun mede Ordelingen die in nood verkeren, te helpen.

72. De Derde Ordelingen, die hetzij door hun staat, hetzij door de zedelijke gaven of de tijdelijke goederen die zij van de Heer ontvangen hebben, in staat zijn om tot de bestaande werken van ijver voor het welzijn van de naaste bij te dragen, zullen dat zo goed mogelijk doen, want het komt niet alleen overeen met de wil van de H. Kerk, maar ook met onze Carmelitaanse Regel, die van de dubbele liefdesplicht tot God en tot zijn naaste doordrongen is..

XVI - De liefde tot de zieken en de gebeden voor de overledenen

73. Onze Derde Ordelingen zullen vol bezorgdheid en liefde zijn voor de zieken, bijzonder voor hen die deel uitmaken van de Derde Orde. Daarom zullen zij het als een plicht beschouwen hen te bezoeken.

74. Zodra een broeder of zuster van de Derde Orde gestorven is, zal men er aanstonds kennis van geven aan de medeleden; opdat deze zo spoedig mogelijk de ziel van de overledene kunnen helpen door hun gebeden. Het is raadzaam, tenminste waar het gebruik bestaat, de overledene naar de Kerk te vergezellen en bij de lijkdienst tegenwoordig te zijn.

75. Zij moeten ook zeer genegen zijn om te bidden voor de zielen van de gestorven kloosterlingen uit de Orde van de Carmel, maar voornamelijk voor de zielen van de leden van de Derde Orde, in het bijzonder voor die uit eigen afdeling.

76.Voor ieder overleden Derde Ordeling uit hun eigen afdeling zullen zij één H.Mis moeten lezen of tenminste er één bijwonen; de gehele Rozenkrans bidden en eenmaal te Communie gaan en zelfs tweemaal, ingeval dat zij bovengenoemde H.Mis niet kunnen lezen.

77. Bovendien zullen zij een hele Rozenkrans bidden, te beginnen met de octaafdag van Driekoningen, van Pasen en van de H. Aartsengel Michaël en zich zo verenigen met de algemene oefeningen die de Derde Orde gedurende die tijd voor haar overledenen doet. Op dezelfde tijdstippen en tot hetzelfde doel zullen zij eens te Communie gaan.

78. Ook op de dag waarop de hele Orde van de H. Theresia de gedachtenis houdt van de afgestorven broeders en zusters, op 15 november, zullen zij de hele Rozenkrans bidden en tot de H. Tafel naderen.
Diezelfde gebeden zullen zij tweemaal verrichten voor de Paus, voor de Kardinaal Beschermer der Orde, voor de ZZ.EE.PP. Generaal, Definitoren en Procureur Generaal, voor de plaatselijke EE.PP. Provinciaal en Prior; eveneens voor de E.P. Directeur, voor de Prior of Priorin van hun eigen afdeling.

XVII - De aanwezigheid in de plechtigheden

79. De zielen die aan God toegewijd zijn, moeten zeer nauw met elkaar verbonden zijn tot welzijn van hun Orde, ter glorie van God, ter ere van de Allerheiligste Maagd Maria en van de heilige Carmelieten. Daarom zullen de Derde Ordelingen zoveel mogelijk in de kerken van de Orde samenkomen om te communiceren, de H. Mis en de goddelijke diensten bij te wonen op de feestdagen van de Orde. Zij zullen bijeenkomen op H. Driekoningen en op de H. Kruisverheffing voor de vernieuwing van de geloften, alsook op 15 november om tegenwoordig te zijn in de diensten voor al de overledenen van de Orde.

80.Indien de Derde Ordelingen in plaatsen wonen waar geen kerk bestaat van de Orde, zullen zij die feestdagen proberen te vieren door hun eigen kapel of parochiekerk te bezoeken.

81. Zij zullen ook, indien zij kunnen, het Salve Regina bijwonen, dat door de Paters van onze Orde zaterdagavond en alle vooravonden van de feesten van O.L.Vrouw, in hun kerken wordt gezongen.

82. Zij zullen zich nog beijveren om in de maandelijkse onderrichting en in al de bijeenkomsten door de Overste of de Directeur voorgeschreven, aanwezig te zijn.

83. In die bijeenkomsten zullen zij zorgdragen om al de voorgeschreven regels trouw te onderhouden en alles te vermijden wat de vrede, de eendracht en de wederzijdse broederliefde zou kunnen krenken.

XVIII - Vermaningen

84. Bovenstaande voorschriften houden de levenswijze of Regel voor, die onze Derde Ordelingen moeten volgen, teneinde getrouw aan de genade van hun roeping te kunnen beantwoorden.

85. Het onderhouden van deze Regel, de geloften nochtans uitgezonderd, verplicht noch op zonde noch op straf; niettemin zullen de Derde Ordelingen hem met alle mogelijke stiptheid naleven, want noch zonde noch straf moeten ze tot het volbrengen van hun verplichtingen bewegen, maar wel de heilige vrees Gods, de begeerte om aan de genade van hun roeping te beantwoorden en ook de overtuiging, dat de voorrechten die aan het onderhouden van de Regel verbonden zijn, maar kunnen bekomen worden wanneer men er de voorschriften van onderhoudt.

86. Als soms een punt van de Regel erg zwaar valt zal men aan de Overste vragen daarvan ontslagen te mogen worden of het in een ander godsdienstig werk te laten veranderen; of tenminste zal men aan zijn eigen biechtvader vragen, dat hij de wet in zo’n geval niet verplichtend verklaart.

87. De Derde Ordelingen vragen niet al te gemakkelijk zo’n verlof, maar zijn er van overtuigd dat hoe pijnlijker de opofferingen zijn die zij doen om aan hun roeping te beantwoorden, hoe groter ook hun verdiensten zullen zijn.

88. Ook om deel uit maken van een Orde, die op een heel bijzondere wijze door de Allerheiligst Maagd is bevoorrecht; een Kleed dragen met de kostbaarste beloften verrijkt; zijn aandeel hebben in al de gebeden, boetplegingen en goede werken in de Carmel Orde verricht door zoveel kloosterlingen en kloosterzusters, die zich op het beoefenen der schoonste deugden toeleggen, dat alles is zo’n grote weldaad, dat de Derde Ordelingen ze zeer hoog moeten schatten, al kost het enige opoffering.

89. Wil iemand bij de hierboven genoemde verbintenissen er andere bij opnemen, in het bijzonder de verstervingen, om meer en meer in de geest van de Orde te leven, dan zal hij eerst de goedkeuring van zijn geestelijke vader moeten hebben en er zeker van te zijn dat de Heer hem hiervoor ruimschoots zal belonen. Maar gebruik hiervoor vooral de voorzichtigheid, die de leidster is van alle deugden.

90. De Hoog Eerw. P. Generaal is niet alleen de Overste van de Eerste en tweede Orde, maar ook van de gehele Derde Orde. De EE.PP. Provinciaals zijn de Oversten in hun provincies en de Prioren in hun kloosters, ieder gedurende de tijd van hun ambt.

91. Behalve de Overste of Directeur heeft elke afdeling een Prior, een Subprior of Novicemeester, drie raadsleden, een penningmeester, een secretaris en een koster. Al hetgeen hier van de mannen wordt gezegd, geldt ook voor de vrouwen.

92. De Prior, de raadsleden en de penningmeester worden door de geprofesten gekozen. Al de andere ambten worden aangewezen door de Directeur, nadat de mening van de Prior en de raadsleden gevraagd is. De Provinciaal kan echter ook alle ambten aanwijzen zonder toestemming.

93. De ambten duren regelmatig drie jaar, maar dezelfden mogen in hun ambt bevestigd worden wanneer hun ondervinding en goede geest dit wenselijk maakt.

94. Bij overlijden of om een andere reden stelt de Directeur een ander aan tot de volgende keuze.

95. De Overste of Directeur moet er voor zorgen, dat al degenen die een ambt te vervullen hebben, nauwkeurig hun plichten kennen en vervullen.