Volmaakt christelijk leven
Jezus is geboren om ons ,allen' heilig te maken, het is Gods wil dat allen heilig worden. De heiligheid kan dus niet bestaan in buitengewone gaven van natuur en genade, die uitsluitend van Gods vrijgevigheid afhangen. Veeleer moet heiligheid bestaan in iets dat alle mensen van goede wil, hoe gering en eenvoudig ze ook mogen zijn, met Gods hulp kunnen bereiken. Heiligheid is volmaakt christelijk leven en bestaat in de volle ontplooiing van het bovennatuurlijk leven in ons. De heiligmakende genade, de ingestorte deugden en de gaven van de H. Geest liggen aan de oorsprong ervan.
Het doopsel heeft de kiem van heiligheid in ons neergelegd: de genade. Dat zaad kan uitgroeien en kostbare vruchten van bovennatuurlijk leven, van eeuwig leven, voortbrengen voor wie ijverig die ontwikkeling in de hand werkt. De genade verheft ons tot de bovennatuurlijke orde en maakt ons daardoor geschikt met de Allerheiligste Drieëenheid om te gaan, d.w.z. God te kennen en te beminnen zoals Hij in zichzelf is, zoals Hij zichzelf kent en bemint. De genade verwekt en voedt in ons dus een nieuw leven van kennen en beminnen, een leven dat een deelnemen aan het Goddelijk leven is! Wat zou er heiliger en meer heiligend kunnen zijn dan die intieme betrekkingen met de Allerheiligste Drieëenheid? Tot die hoogte brengt ons de genade en die gave wordt aan alle gedoopten geschonken.
Van zijn volheid…
Het bovennatuurlijk leven, voortkomend uit de genade, moet heel ons menselijk leven doordringen, zodat het in al zijn werkingen bovennatuurlijk wordt. Naarmate de genade in onze ziel toeneemt en rijpt, oefent zij een steeds verder- en diepergaande invloed uit. Wanneer die invloed zich daadwerkelijk over al onze activiteiten heeft uitgestrekt, zodat ze alle op de glorie van God gericht zijn, en ons zo geheel met Hem door de liefde verenigd heeft, dan zullen wij de volheid van het christelijk leven bereikt hebben, d.w.z. de heiligheid.
De genade is een geheel gratis geschonken gave die God ons verleent omwille van de oneindige verdiensten van Jezus. Door op het kruis te sterven heeft Hij ze voor ons verdiend in de rijkste overvloed. Sint Jan zegt van Hem dat Hij is: ,vol van genade… Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen; genade op genade' (Jo. 1, 14-16). Daardoor juist kunnen wij allen heilig worden.
Dat betekent echter niet dat wij allen tot dezelfde hoogte of vorm van heiligheid geroepen zijn. Er zijn ,grote' heiligen, die een grote zending te vervullen hebben gehad en bijgevolg bijzondere gaven van natuur en genade ontvingen! Maar daarnaast zullen er altijd meer bescheiden, meer verborgen heiligen zijn, die zich geheiligd hebben in de schaduw en in de stilte.
De heiligheid is niet gelegen in de grootheid van de verrichte werken of ontvangen gaven, maar in het kapitaal van liefde en genade dat men verworven heeft door getrouw gehoor te geven aan Gods uitnodigingen.
Waarom blijf ik zo achter?
Goede Zaligmaker, Gij hebt die volheid van het genadeleven waarin de heiligheid bestaat, dus niet alleen voor enkele bevoorrechte zielen willen verdienen, maar ook voor mij. Uw oneindige liefde heeft U ertoe gedreven, voor ons mens te worden, één van de onzen, ofschoon Gij God zijt. Zóveel hebt Gij willen lijden, dat Gij op het kruis gestorven zijt en al uw kostbaar bloed hebt vergoten. De oneindige verdiensten die Gij daardoor voor ons hebt verworven zijn meer dan voldoende, niet enkel om alle mensen te redden, maar ook om ze te heiligen.
Maar waarom zijn er dan zo weinigen die werkelijk heilig worden? Waarom blijf ik zo achter? Ik heb niet alleen de genade van het doopsel van U ontvangen, maar ook nog zoveel biechten en communies. Mijn genadeschat had zozeer moeten toenemen! Gij hebt mij geschapen zonder mij, maar zult mij niet heiligen zonder mij. Gij hebt reeds alles voor mij verdiend wat nodig is om heilig te worden; ontelbaar waren uw gaven, maar ik zal niet heilig worden zonder mij persoonlijk in te zetten.
Gij alléén zijt heilig en Gij alléén kunt mij heilig maken. Gij eist echter mijn vrije medewerking en wel zó, dat, als ik die weiger, Gij mij niet zult heiligen, niettegenstaande uw almacht en uw oneindige liefde.
Ik kan dus door mijn laksheid, door mijn geringe liefde en mijn koelheid uw oneindige verdiensten en het bloed dat Gij op het Kruis vergoten hebt, voor mijn ziel vruchteloos maken. Hoe kan een schepsel, dat alles van God ontving, de pretentie hebben uw werking in zijn ziel tegen te streven en te verhinderen? Waar haalt een klein mensenkind zoveel overmoed vandaan? Laat dat toch niet gebeuren, Heer! Achtervolg mij met uw genade, tot ik mij geheel aan U gewonnen geef.
Om U de oprechtheid van mijn gevoelens te bewijzen, wil ik met uw hulp edelmoedig zijn en mijzelf overwinnen op het punt wat mij het meeste kost. Ik wil ,ja' zeggen, juist als dit het meest met mijn tot het slechte geneigde natuur in strijd is. Sta mij bij met uw almachtige hulp, help en steun mijn armzalig pogen, Gij weet dat ik de zwakheid zelf ben. Sta mij toe, Heer, mijn lippen te leggen aan die bron van levend water die opwelt uit U, bron van leven en genaden, van kracht en heiligheid, opdat ik daaraan mijn dorst kan lessen en weer met nieuwe vurigheid de weg kan vervolgen die Gij mij wijst.
Heiligheid is de volheid van genade