Waar wij Hem moeten zoeken
,Het rijk Gods is midden onder u' (Luk. 17, 21), leert Jezus ons. En de H. Teresia van Avila legt dat zo uit: ,Om tot de hemelse Vader te spreken en van zijn gezelschap te genieten, moet de ziel niet naar de hemel opklimmen. Zij heeft geen vleugels nodig om Hem te zoeken; het is voldoende dat zij zich in de eenzaamheid terugtrekt en Hem in haarzelf beschouwt'.
Maar als God in ons is, waarom hebben wij dan zoveel moeite om Hem te vinden en ons van zijn tegenwoordigheid bewust te zijn? De H. Joannes van het Kruis geeft ons het antwoord: ,Let wel: het Woord, de Zoon van God, is wezenlijk tegenwoordig met de Vader en de H. Geest, maar Hij is in het diepst van de ziel verborgen. Wil men Hem vinden dan moet men uit alle dingen treden, de neiging van zijn wil aan al het geschapen onttrekken en zich diep in zichzelf keren, alsof al het andere niet bestond. God is dus verborgen in de ziel en daar moet de ware beschouwing Hem met liefde zoeken'.
De bedoeling is duidelijk: God is in ons, maar Hij is er verborgen. Om Hem te zoeken moet men uit alle dingen treden, de neiging van de wil eraan onttrekken. Dat uittreden betekent volgens de terminologie van de heilige, zich onthechten, zich onthouden, zich verloochenen, geestelijk aan zichzelf en aan alles sterven. Het is de weg van het ,niets', van de totale onthechting (Nada); het is de dood van de oude mens, onontbeerlijke voorwaarde voor het leven in God. Sint-Paulus zegt eveneens: ,Gij zijt gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God' (Kol. 3, 3). Het liefdevol zoeken naar God die in ons verborgen is, gaat samen met dit afsterven aan de wereld en aan onszelf. Hoe meer men sterft, hoe meer men God vindt.
Hoe moeten wij Hem zoeken
De H. Joannes van het Kruis vervolgt: ,Wie iets zoekt wat verborgen is, moet heimelijk binnendringen in de schuilhoek waar het zich bevindt, en wanneer hij er hij is, is hij ook samen met zijn schat verborgen. Daar uw Bruidegom die schat is, verborgen in de wijngaard van uw ziel, waarvoor de schrandere koopman al zijn bezittingen verkocht, moet ook gij alles vergeten, u verwijderen van alle schepselen en u verbergen in het innerlijk verblijf van uw ziel'.
Dit is een nieuwe uitnodiging tot onthechting - zich vergeten, zich verwijderen van alles, - en door te dringen tot in de diepten van de ziel, in de schuilhoek waar God zich bevindt.
Wij leven te veel aan de buitenkant. Te vaak is er in ons een hele wereld van neigingen, indrukken en levendige hartstochten, die ons naar de schepselen heendrijven en er ons toe brengen hun ons hart te schenken, ons vertrouwen in hen te stellen en in het denken aan hen troost te zoeken. Wij leven in een oppervlakkige wereld die ons zozeer bezighoudt, dat zij ons het diepere leven, het werkelijke, het innerlijke, dat de ziel in innige vereniging met God zou kunnen bewaren, doet vergeten. De Heer wacht op ons, als het ware, in het diepst van onze ziel. Maar wij treden niet binnen in die diepte, in beslag genomen als wij zijn door ,onze zaken', waaraan wij al onze belangstelling wijden. Men moet dus uit zichzelf treden, zichzelf en al het andere vergeten, de uitwendige wereld en het oppervlakkige leven ontvluchten, om ,zich te verbergen met de verborgen God'.
Leer mij uittreden
God, leer mij begrijpen dat ikzelf het plekje ben waar Gij verblijf houdt, de schuilplaats waar Gij U verbergt. Schep moed en wees blij, mijn ziel, en weet dat uw hoogste Goed, waarnaar uw hoop uitgaat, zo dicht bij u is, dat Hij in u leeft en dat Gij zonder Hem zelfs niet kunt bestaan. Wat zou ik nog meer willen en wat ga ik buiten mijzelf zoeken, mijn Heer en mijn God, als Gij U gewaardigt uw rijk en uw woning in mij te vestigen? Hier dus, in het innerlijk heiligdom van mijn hart, wil ik U beminnen, verlangen en aanbidden; neen, ik ga U niet meer buiten mij zoeken.
De uitwendige dingen, de schepselen en hun woorden kunnen mij over U spreken, maar zij zijn niet Uzelf. Zij vermoeien en verstrooien mij, terwijl ik U hier, in de kleine hemel van mijn ziel, kan vinden zoals Gij zijt.
Maar ik begrijp wel, mijn God, dat ik, om U te vinden, noodzakelijk alles verlaten moet: het lawaai en de wirwar van het uitwendige leven, de drukte van de wereld, de nieuwsgierigheid die mij naar buiten trekt om te zien, te horen, te weten: uittreden door mijn wil, uit al dat uitwendige dat voortdurend mijn aandacht, mijn gedachten en mijn genegenheden meetrekt.
Help mij om mijn nutteloze nieuwsgierigheid en te grote spraakzaamheid tot zwijgen te brengen. Laat mij door de wisselvalligheden van het aardse leven, zijn zichtbare aantrekkelijkheden, zijn zaken, zijn duizelingwekkende activiteit heengaan, zonder mijn blik en mijn hart bij die dingen te laten stilstaan, zonder er voldoening in te zoeken of troost of eigenbelang.
'Uittreden' uit alle dingen wil zeggen: een beetje sterven, sterven aan het oppervlakkige leven, aan het zuiver menselijke leven, aan de oude mens met al zijn hartstochten Uittreden is zich losmaken, zich onthechten van alles, om U te zoeken, U alléén. Is dat ,uittreden' niet te vereenzelvigen met de ,bestijging' van de zo moeilijk te beklimmen berg van de volmaaktheid, de smalle weg van het ,niets', die leidt tot het .al' van de volmaakte vereniging met U?
Die bestijging, die berg van de volmaaktheid, is het stralend hoogtepunt waarin de ziel zich volmaakt met U verenigt! Welnu, die bevindt zich niet buiten, maar in mijzelf. Hij is de schuilplaats waar Gij U verborgen houdt en waar ik mij, om U te vinden, met U moet verbergen, door steeds de weg van het ,niets', van een totale onthechting, te bewandelen.
Zou het dan teveel gevraagd zijn, mij van alles te onthechten als ik U daardoor vinden kan?
Wat een bemoediging voor mijn zwakheid, te weten dat ik op die ruwe weg niet alléén sta: Gij zijt altijd bij mij. Vader, wees mijn kracht; Woord, wees mijn licht; H. Geest, wees mijn liefde!
Allerheiligste Drieëenheid, wees mijn enige schat! Hoe luttel is het, alle aardse dingen te verkopen om U te vinden!
Op zoek naar GOD