Bittere geneesmiddelen
Alhoewel het mogelijk is door edelmoedige zelfverloochening en een degelijke praktijk van de theologale deugden zich geschikt te maken om de nacht van de geest in te treden, toch kan men tot de diepte van die nacht niet doordringen, als God zelf niet ingrijpt. Enkel zo bereikt iemand de reinheid en de geestelijke armoede, welke voor de vereniging worden vereist. Men moet hier niet zozeer zelf het initiatief nemen, dan wel met liefde alles aanvaarden en met geduld ondergaan wat God zelf beschikt.
Om zich niet aan het gevaar bloot te stellen Gods werking te weerstreven, moet men gedenken dat God gewoonlijk de levensomstandigheden gebruikt om iemand te louteren. Zijn voorzichtigheid zorgt in het leven van elk christenmens, van elk apostel en elke kloosterling voor een voldoende maat van lijden, waardoor de loutering van de geest kan worden doorgezet. Het is aan de noodwendigheden van ieder ten beste aangepast. Jammer genoeg zijn er te weinigen die het weten te nutte te maken, want weinigen hebben genoeg geest van geloof om Gods hand, die hen wil louteren, erin te erkennen. Ziekten, droefheden, scheiding van geliefde mensen, misverstand, twisten, moeilijkheden allerhande, die dan nog vaak van zulke personen komen van wie men het meest hulp en steun verwacht heeft, het ten gronde gaan van een dierbaar werk, dat men ten koste van grote inspanningen heeft weten in stand te houden, het verlaten worden door vrienden, innerlijke en uiterlijke verlatenheid, ziedaar enige van de oorzaken van lijden, die in het leven van elk mens min of meer voorkomen en die dus ook ons zullen treffen. Laten we maar wel overtuigd zijn, dat ze door God gewild of tenminste toegelaten worden, om ons tot in de laatste vezels van ons wezen te louteren. Beginnen we dit alles toch niet aan de boosheid van de mensen toe te schrijven. Houden we er ons nooit mee bezig te onderzoeken of we ze verdiend of niet verdiend hebben. Maar kijken we enkel naar de gezegende hand van God die ons deze bittere geneesmiddelen toedient om ons de volmaakte gezondheid van geest te doen bereiken. Het is aller-noodzakelijkst zegt St. Jan van het Kruis - dat de ziel met groot geduld en volharding al de wederwaardigheden en het lijden doorstaat, die God haar wil overzenden. Deze mogen inwendig of uitwendig, geestelijk of lichamelijk, groot of klein zijn, alles moet zij uit 's Heren hand aannemen als een geneesmiddel dat voor haar welzijn werd voorgeschreven. Zij zijn haar heil' (Levende Liefdevlam 2,30). God gebruikt de schepselen en hun boosheid
Laten we overwegen hoeveel geest van geloof er nodig is, om uit Gods hand alle levensomstandigheden aan te nemen, die ons bedroeven, ons vernederen, ons dwarsbomen, ons verstervingen opleggen. Het kan ons menigmaal lichter vallen zware beproevingen te ondergaan, die door de Heer onmiddellijk beschikt zijn, zoals ziekten, sterfgevallen enz. dan zulke, waar schepselen de hand in het spel hebben. Tegenover deze voelt men veel meer afkeer, hoewel ze soms niet zo erg zijn als de eerste. Die inmenging van de schepselen, vooral wanneer hun boosheid daar aan het werk is, maakt het ons bijzonder moeilijk Gods hand erin te ontdekken. Hier is een grotere geest van geloof nodig om over al die boze bedoelingen van mensen heen, in die gebeurtenissen toch beschikkingen van de goddelijke voorzienigheid te zien, die zich van de schepselen en zelfs daarbij ook juist van hun boosheid, hun tekortkomingen en dwalingen bedient om onze eigenliefde af te slijpen en onze hoogmoed te vernietigen.
In zulke gevallen zal de raad welke St. Jan van het Kruis aan een kloosterling geeft, zeer nuttig zijn: ,Denk dat allen die om u heen leven de opdracht hebben - en zo is het werkelijk - u op de proef te stellen, door u te bewerken: de ene door zijn woorden, de andere door zijn handelwijze, nog anderen door hun gedachten. En daarin moet gij tegenover allen u zo passief houden gelijk een beeld tegenover hem die het kapt, of schildert of verguldt'. Hebben wij de diepe overtuiging in alle zaken door God die ons bemint geleid te worden naar ons welzijn, dan zien wij in elke medemens een bode des Heren, die van Hem juist de opdracht kreeg ons in de deugd te oefenen, en wel vooral in die deugd waar we het meest behoefte aan hebben. Dan zullen we ons ook niet opstandig of verontwaardigd tonen over de weinig delicate of zelfs uitgesproken onrechtvaardige behandeling. We zullen het hoofd buigen en alles nederig aannemen als de meest aangepaste kuur om ons van onze gebreken of onvolmaaktheden te bevrijden. Dit is het passend gedrag om voordeel te trekken uit al de beproevingen welke God op onze weg toelaat. Wachten we ons dus ervoor in dergelijke gevallen een houding als van een slachtoffer aan te nemen. Laten we maar geen protesten horen. Beginnen we onszelf niet te beklagen of op wraak te zinnen. Welk ook het lijden moge zijn dat we ooit vanwege de mensen te verduren krijgen, er is daarvoor slechts één juiste verklaring: de Heer wil ons louteren en begint zijn werk juist met deze uiterlijke wederwaardigheden. Wezen we overtuigd dat ze onze geestelijke vooruitgang grotelijks ten goede komen. Men geraakt niet tot de goddelijke vereniging, vooraleer men zich in diepste nederigheid in zijn eigen niet heeft vastgeankerd.
Kostbare edelstenen
,Heer, leer mij de wederwaardigheden, die Gij mij overzendt in vrede lijden, zodat mijn ziel fijner en glanzender uit de smeltkroes van de beproeving te voorschijn komt, en zij in zichzelf de Heer kan aanschouwen. Dan zal al het lijden mij gering toeschijnen, hoe ondraaglijk het ook voorkomt' (H.Theresia).
,O grootheid van mijn God! Wat Gij aan bekoringen en tegenkantingen in ons leven toelaat, is alles, volstrekt alles, tot ons heil beschikt. Konden wij, telkens wij bekoord worden, maar aan uw goedheid denken, dan zou dit volstaan om elke bekoring te overwinnen.
Eeuwig woord, liefdevolle Bruidegom, Gij bezit alle macht in de hemel en op aarde, Gij beschaamt al uw vijanden en jaagt ze alle op de vlucht. Ik ben van nature zwak, zeer zwak; ik ben als blind, zo vol ben ik van ellende en zonden. Maar Gij, goddelijk Woord, Gij verstrooit met een vluchtige blik al uw vijanden gelijk kaf voor de wind. Maar Gij laat hun eerst toe uw vrienden te bestrijden, opdat dezen 'n grotere zege behalen. En wilt Gij hun meer genade en meer licht verlenen, om U beter te kennen en te beminnen, toch beproeft Gij ze feller in het vuur en loutert hun hart zoals goud, opdat hun deugden zichtbaar worden als kostbare edelstenen.
Verleen ons door uw kracht sterkte voor de strijd. Wie voor uw eer manhaftig wil strijden, moet dieper doordringen in de zelfkennis. Hij moet echter ook steeds zijn hart tot U verheffen om niet in verwarring te geraken'
(H. M. Magdalena de Pazzi).
Passieve Loutering