Romano Guardini (Verona, 17 februari 1885 – München, 1 oktober 1968) was een Duitse katholieke priester, theoloog en filosoof. Hij werd geboren uit Italiaanse ouders maar woonde en werkte gedurende zijn hele leven in Duitsland. Guardini promoveerde als theoloog aan de universiteit van Freiburg. Tussen 1923 en 1939 was hij hoogleraar voor godsdienstfilosofie en katholieke wereldbeschouwing te Berlijn. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onderbrak hij zijn professoraat. Na de oorlog werd hij hoogleraar te Tübingen.
Priesterroeping en promotie
Guardini studeert eerst scheikunde (Tübingen) en economie (Münster), maar beide studies mislukken. Hij worstelt met de zin van het bestaan. Na een confrontatie met de kritiek op de Godsbewijzen van Kant beseft hij dat hij zijn geloof verloren heeft. Hij maakt een bekeringsmoment mee, een moment van volle overgave. Later overvalt hem zijn priesterroeping. Hij gaat theologie studeren in Freiburg, en na deze studie meldt hij zich bij het seminarie van Mainz. Op 28 mei 1910 wordt hij priester gewijd.
Guardini wil promoveren, maar moet eerst enkele functies binnen het bisdom vervullen. De toenmalige liturgie deprimeert hem, maar het preken geeft voldoening. In 1915 promoveert hij in Freiburg op een proefschrift over de verlossingsleer van Bonaventura. Deze keuze is in zekere zin programmatisch: Bonaventura is bij uitstek een mystiek godsgeleerde, die, in de lijn van de Augustijnse ken- en Godsleer, een sterke band ziet tussen God en de mens. Het is overigens frappant dat Paus Benedictus XVI een proefschrift over Augustinus en een Habilitationsschrift over Bonaventura heeft geschreven.
Het einde van een tijdperk
De Tweede Wereldoorlog laat in Duitsland diepe wonden na. Velen vragen zich af hoe een beschaafd volk deze verschrikkingen heeft kunnen laten gebeuren. Er ontstaat een indruk dat het ideaal van de moderne, redelijke, humane mens ten einde gelopen is. Guardini is door de oorlog veranderd. Hij meent dat de catastrofe met Hitler uiting en voorbode is van het einde van een tijdperk en tegelijk het angstwekkende begin van een nieuw tijdperk. Hij herhaalt steeds hoe dat alles wel moest gebeuren in het kader van de toenmalige cultuurgeschiedenis. Hij thematiseert dit in zijn essay Das Ende der Neuzeit (1950), maar in het enthousiasme van de wederopbouw vindt zijn geluid geen weerklank. In de jaren ’50 en ’60 komt toch ook erkenning op gang (onder andere de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel (1952), de Erasmusprijs (1962), eredoctoraten en ereburgerschappen). Als blijk van kerkelijke erkenning wil Paulus VI hem in 1965 tot kardinaal wijden, maar Guardini weigert vanwege zijn zwakke gezondheid. Hij overlijdt in 1968.
Godsbeeld
Guardini brengt in zijn Godsbeeld (veeleer vanuit de mystiek) zowel vroomheid als absolute waarheid samen. God is voor hem de concrete, levende God, met wie de mens een relatie kan aangaan. Al in de liturgie trachtte Guardini dit levend-concrete karakter van God aanwezig te stellen.
Het centrale thema van Guardini’s Godsleer is Jezus Christus. Hij ziet Hem als de middelaar tussen God en de mens. In Christus ervaart de mens hoe God is. Enerzijds is Christus God, en Guardini beklemtoont dit sterk tegen de liberale theologie van de protestanten en het modernisme in. Anderzijds is Christus tegelijk mens, en dus ten diepste verbonden met deze wereld.
Bron:Wikipedia