Men zorgt voor een mooi versierd altaar, waarop een beeld of een relikwie geplaatst wordt van O.L.Vrouw waarvoor tenminste twee kaarsen branden. Op het altaar legt men een witte stool en de scapulier(en), die de postulant(en) worden opgelegd. Bovendien houdt men gereed wijwater en een kwast. De Overste, of zijn plaatsvervanger, bekleed met de stool over de witte mantel, neemt plaats. Indien de priester niet uit onze Orde is, bekleed hij zich met het koorkap en de witte stool.
Dan komt de postulant (en) vergezeld van de Novicemeester (es) , knielt neer voor de priester en antwoordt als volgt:
V. Wat vraagt Gij?
A.
De barmhartigheid van God en het Kleed van de Derde Orde van de Allerheiligste Maagd Maria van de Berg Carmel en van de Heilige Moeder Theresia van Jezus.
De priester houdt nu een korte toespraak en vervolgt:
V. Hebt gij het voornemen in de staat die gij gaat omhelzen tot het einde van uw leven te volharden.
A. Ik hoop en wil het, steunend op de barmhartigheid van God en de gebeden van de hele Orde.
Hier is een apart boekje van gemaakt.
Hier is een apart boekje van gemaakt.
Hier is een apart boekje van gemaakt.