Het Bloed dat reinigt
De biecht is het sacrament van het Bloed van Christus, waarvan God - volgens het kernachtig gezegde van de H. Catharina van Siëna - ,voor ons een bad heeft gemaakt om onze zielen van de melaatsheid der zonde schoon te wassen'.
Noodzakelijk is dit sacrament alleen in geval van doodzonde, maar ook dagelijkse zonden vormen er een voldoende aanleiding toe, en geheel de katholieke traditie legt de nadruk op de wenselijkheid van de veelvuldige biecht, ook wanneer er slechts dagelijkse zonden te biechten zijn.
Wie echter deze richtlijn volgend, de wekelijkse biecht beoefent, moet er zorgvuldig op letten dat deze oefening geen mechanische gewoonte wordt, doch dat het een levende handeling blijft, die hem in staat stelt ten volle voordeel te trekken van alle genaden die door dit sacrament worden geboden.
,Minacht het Bloed van Christus niet!', roept de H. Catharina van Siëna uit, en inderdaad zal iemand die eerbied heeft voor dit Bloed, niet met lichtvaardigheid tot het biechtsacrament naderen. Daarom is het nuttig te overwegen, dat de absolutie niets anders is dan de uitstorting over ons van het kostbaar Bloed, dat onze ziel overstroomt en doordringt, haar van de zonde reinigt, de heilig-makende genade in haar herstelt, indien ze die verloren heeft, en die genade vermeerdert indien de ziel haar reeds bezit.
Deze kwijtschelding van de zonde en deze voortbrenging van genade is de vrucht van wat Jezus aan ons voltrekt, en wat tot uitdrukking wordt gebracht in het woord dat de priester in naam van Jezus uitspreekt: ,Ik ontsla u van uw zonden…' Op dat ogenblik is het Jezus zelf die in de ziel handelend optreedt, zowel door de zonde kwijt te schelden, als door de genade voort te brengen of te vermeerderen.
Het is goed te bedenken dat de uitwerking van de absolutie zich niet louter tot de bedreven zonden beperkt, doch zich ook tot de toekomst uitstrekt, daar zij de ziel er voor behoedt opnieuw in zonde te vallen; doordat zij haar kracht geeft om aan de bekoringen weerstand te bieden en goede voornemens ten uitvoer te brengen. Dit alles bewerkt de genade van dit sacrament. In deze zin is het Bloed van Christus niet alleen een geneesmiddel voor het verleden, maar ook een voorbehoedend en versterkend middel voor de toekomst. De ziel die in dit Bloed als in een genezend bad is ondergedompeld, krijgt daardoor nieuwe kracht en stelt allengs vast hoe het geweld der hartstochten in haar langzamerhand wordt bedwongen.
Vandaar dat de veelvuldige biecht zo belangrijk is voor een ziel die naar de vereniging met God haakt en daarom noodzakelijk naar een volledige zuivering moet streven.
Een berouwvol hart
Wanneer iemand in de biechtstoel zich uitsluitend van dagelijkse zonden heeft te beschuldigen, behoeft hij zich geen zorgen te maken over de volledigheid van zijn zondebelijdenis - zoals dit daarentegen wel voor de doodzonden vereist is - met andere woorden: het is niet nodig dat hij alle kleine fouten opsomt welke hij in de loop van de week gedaan heeft, doch het is veel nuttiger dat hij zijn aandacht eerst op zijn vrijwillige, en vervolgens op zijn halfvrijwillige fouten richt, ook al zouden het slechts gewone onvolmaaktheden zijn, en dat hij er niet alleen de uitwendige vorm maar ook de innerlijke beweegreden van aangeeft.
Hoewel het voor de geldigheid van de biecht niet volstrekt noodzakelijk is, is het toch zeker dat de biechteling van zijn zelfbeschuldiging meer voordeel zal trekken naarmate de wortel van het kwaad daarin duidelijker wordt blootgelegd. Op deze wijze immers wordt een daad van nederigheid volbracht en bovendien ontstaat er een aandrang tot een dieper berouw en tot een levendiger verlangen zich te beteren, uit de beschouwing van de weinig edele motieven waarvan onze gebreken in het algemeen afhankelijk zijn.
Een dergelijke belijdenis doet bovendien de biechtvader het middel aan de hand om de zwakke zijden van de biechteling beter te leren kennen en hem tevens de meest geschikte geneesmiddelen aan te bevelen, - hetgeen van bijzonder belang is wanneer met de biecht ook geestelijke leiding verbonden is.
Maar meer nog dan met de belijdenis, moet de biechteling zich bezighouden met zijn leed over de zonden als beledigingen van God, die de oneindige Goedheid is; hij moet zich beijveren, dat zijn leed ex amore zij, voortspruitend uit liefde, dat wil zeggen: het berouw van het kind dat verdriet heeft, minder omwille van de schande en de verdiende straf, dan wegens het misnoegen dat het een zo liefhebbende Vader bereid heeft, in plaats van diens grote liefde te beantwoorden.
Het leedwezen is zozeer noodzakelijk voor de geldigheid van het sacrament, dat, bij het ontbreken ervan, de absolutie nietig zou zijn, terwijl de absolutie anderzijds, naarmate het berouw volmaakter is, niet alleen de zonde te niet doet, doch ook de tijdelijke straffen die ervoor waren vastgesteld.
Hoe meer de biechteling met een berouwvol hart naar de biechtstoel komt, des te meer zal het Bloed van Christus hem zuiveren en vernieuwen, en hem verrijken met kracht, met liefde en met genade.
In uw Bloed…
,Lieve Jezus, Jezus mijn liefde! Om ons met het leven der genade te bekleden, liet Gij U van het lichamelijk leven beroven; op het heilig kruishout hebt Gij uw lichaam uitgestrekt, als een lam op de slachtbank, bloedend uit al uw wonden. En in dit Bloed hebt Gij ons opnieuw geschapen voor het leven der genade.
Heer Jezus, mijn ziel verlangt er vurig naar, geheel ondergedompeld te worden in uw Bloed… Want in uw Bloed bevindt zich de bron der barmhartigheid; in uw Bloed de goedertierenheid, in uw Bloed het vuur, in uw Bloed de erbarming; in uw Bloed is voldoening gegeven voor onze schulden; in uw Bloed is de volheid der barmhartigheid; in uw Bloed verdwijnt onze verstoktheid; in uw Bloed worden alle bitterheden zoet en worden alle lasten licht. En omdat, Christus, in uw Bloed alle deugden rijpen, bid ik U: maak mijn ziel dronken met uw Bloed, dompel haar onder in uw Bloed, opdat zij met waarachtige en werkelijke deugden bekleed zal worden' (H. Catharina v. Siëna).
Jezus, als één enkele druppel van uw kostbaar Bloed bij machte is alle misdrijven van de gehele wereld uit te wissen, wat zal er dan niet in mij bewerkt kunnen worden, wanneer Gij, in het ogenblik van de absolutie, dat kostbaar Bloed zo overvloedig over mijn ziel uitstort?
Jezus, verlevendig mijn geloof en laat mij de ontzaglijke waarde van het sacrament van uw Bloed diep beseffen. Het is uw Bloed, dat mij van alle onreinheid zuivert, dat mijn ziel weer gezond en levend maakt. Heer, geef dat dit gezegend bad mijn wezen geheel doordringt en het volkomen vernieuwt in uw genade, in uw liefde!
Verleen mij, Heer, door de verdiensten van uw Lijden, dat ik de stoel der boetvaardigheid altijd met een echt nederig en berouwvol hart moge betreden, met een steeds volmaakter leedwezen over mijn zonden, een steeds eerlijker en dieper afschuw van alles wat U, mijn God, kan beledigen.
Alleen zo zal uw kostbaar Bloed, als het in mij op geen enkele gehechtheid aan de zonde meer stuit, mijn ziel geheel en al kunnen doordringen, het zal haar geheel kunnen reinigen, vernieuwen, tot nieuw leven wekken.
Laat uw Bloed, Jezus, in mij tot volle vruchtbaarheid komen!
De Biecht