Pinksterzondag
Voortdurend schenken
Pinksteren is de algehele gave van God aan de mensen.
Met Kerstmis heeft God ons zijn Eniggeboren Zoon, Jezus Christus, de middelaar, de brug tussen God en mens, geschonken.
In de Goede Week schenkt Jezus zichzelf door zijn lijden geheel aan ons tot zijn dood toe op het Kruis; Hij wast, reinigt, heiligt ons in zijn bloed.
Met Pasen staat Christus uit de dood op; en zijn verrijzenis, zoals ook zijn hemelvaart, zijn een onderpand voor ons: Hij gaat ons vooruit naar het vaderhuis om er ons een plaats te bereiden. Door Hem en in Hem behoren wij immers tot Gods familie; wij zijn kinderen Gods geworden, bestemd tot de eeuwige zaligheid. Maar Gods gave aan de mensen houdt daarmee nog niet op. Ten hemel gevaren zendt Jezus samen met de Vader ons de H. Geest. De Vader en de H. Geest hebben ons zó liefgehad dat Zij ons door de menswording het Woord schonken. De Vader en het Woord hebben ons zó liefgehad dat Zij ons de heilige Geest schonken.
De hele Drieëenheid schenkt zich aan de mens, buigt neer over dit armzalig niet om het van de zonde te verlossen, het te heiligen en het tot een vertrouwelijke omgang met Hem toe te laten. Ziedaar de overgrote liefde waarmee God ons heeft bemind en Gods gaven aan de ziel bereiken hun hoogtepunt in de zending van de heilige Geest, de gave bij uitmuntendheid. Als band en pand van de wederzijdse liefde tussen de Vader en de Zoon, die hun wederzijds wegschenken aan elkaar in ontvangst neemt, bezegelt en kroont, wordt de H. Geest aan onze zielen geschonken door de verdiensten van Christus, opdat Hij het werk van onze heiliging zou voltooien.
De H. Geest daalde over de Apostelen neer in de gedaante van vurige tongen. Dit betekent dat deze Geest van liefde ons juist wordt gegeven om ons door de liefde te omvormen en aldus omgevormd in God te worden binnengeleid.
Toenemende inwoning en aangroei der liefde
De gave van de heilige Geest is niet van voorbijgaande maar van blijvende aard. Zo een ziel in de liefde leeft, dan is Hij werkelijk de zoete Gast die in haar inwoont. ,Als iemand Mij liefheeft' lezen wij in het evangelie van deze feestmis (Jo. 14, 23-31), dan zullen Wij tot hem komen en verblijf bij hem nemen'.
Deze inwoning van de Drieëenheid en dus ook van de H. Geest in de begenadigde ziel is een gave, die kan en wil aangroeien. Zij is een voortdurend schenken. Het is begonnen op onze doopdag. Het werd vernieuwd en op bijzondere wijze sterker gegrondvest door het vormsel. Dit sacrament is enigszins het pinkstermysterie in elke christenmens afzonderlijk. Steeds nieuw is de gave van de H. Geest bij elke aangroei van de liefde. Samen met de Vader en de Zoon geeft de heilige Geest zichzelf immer vollediger, dieper, overweldigender. Zeer passend spreekt het evangelie van deze dag van de godsliefde, want zij is tegelijk voorwaarde en uitwerking van de inwoning van de H. Geest in ons. Voorwaarde, vermits de goddelijke Personen, naar het eigen woord van Jezus, slechts hun verblijf nemen in hem die bemint; uitwerking, ,want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest, die ons werd geschonken' (Rom. 5, 5).
In het heilig doopsel werden wij door de goddelijke liefde volledig tegemoet gekomen, d.i. zonder enige verdienste van onzentwege, enkel op grond van de verdiensten van Jezus, werd de H. Geest ons daar geschonken en Hij heeft in ons de liefde gestort. Nadien herhaalt Hij zijn onzichtbaar bezoek in onze ziel en stort in ons steeds nieuwe gaven en nieuwe godsliefde, telkens als wij gehoor geven aan de goddelijke inspraak en edelmoedig zijn in onze liefde. Zo ontwikkelt zich ons bovennatuurlijk leven onder de invloed van de H. Geest, meegevoerd als wij worden door de bezielende en omvormende stroming van zijn liefde. Zo begrijpen wij hoe het Pinksterfeest een nieuwe uitstorting van de H. Geest in ons, een nieuw bezoek aan onze ziel kan en moet betekenen. Hij vervult ons dan met zijn gaven: ,Kom, Geest die God en schepper zijt, bezoek de zielen, U gewijd; vervul met hemelgratie 't hart, dat door uw gunst geschapen werd' (Hymne: Veni Creator Spiritus).
Steeds opnieuw ontvangen
,H. Geest, wezenlijke liefde van de Vader en de Zoon, ongeschapen liefde, die in de rechtvaardige zielen woont, schenk mij een nieuw pinkstervuur, breng mij de overvloed van uw gaven, van uw vruchten, van uw genade en verenig U met mijn ziel.
Ik wijd mij heel aan U: vloei in mij over, grijp mij aan, neem bezit van mij zonder enig voorbehoud.
Wees voor mijn verstand een doordringend licht, waardoor het helder wordt, wees voor mijn wil een zachte beweegkracht die hem aantrekt en bestuurt, wees voor mijn lichaam een bovennatuurlijke macht die het kracht bijzet.
Voltooi in mij uw werk van heiliging, van liefde.
Maak mij rein, doorzichtig, eenvoudig, waarachtig, vrij, vredevol, mild, rustig, vrolijk zelfs in het lijden, gloeiend van liefde voor God en de naaste.
Ontsteek in ons het vuur van uw liefde en de vlam van eeuwige overgave.
Vermeerder in mij de heilige opwellingen van de liefde, die mij spoedig tot de omvormende vereniging brengen.
Onderwerp niet enkel volkomen mijn wil aan Gods wil, maar ook mijn zielekrachten en mijn zinnen, zodat ik niet verder door mijn eigenliefde word beheerst, maar alleen door uw aandrift.
Alles in mij kome slechts door liefde in beweging, zodat ik in mijn werken alles uit liefde doe en ik in mijn lijden alles met de vreugde van de liefde verdraag. Moge het bovennatuurlijke mijn natuurlijke sfeer zijn, waarin mijn ziel gans vernieuwd wordt.
Maak mij gewillig en bereid om uw ingevingen op te volgen, geen enkele ervan te minachten, maar help mij U steeds trouw te zijn.
Maak dat ik steeds meer ingekeerd, meer zwijgzaam, meer onderworpen ben aan uw goddelijke inwerking.
Trek mij aan in het binnenste van mijn hart, waar Gij, goddelijke Geest, uw troon hebt opgericht en leer mij voortdurend te waken in gebed.
Levendmakende Geest, kom neer over onze arme maatschappij en vernieuw het aanschijn van de aarde.
Geef ons uw vrede, die vrede, die de wereld niet kan geven.
Sta uw Kerk bij, geef Haar heilige priesters, vurige apostelen.
Geef aan de goeden uw zachte uitnodigingen, aan de zondaars uw wakkerschuddende prikkel, aan de lijdenden uw troostende verkwikking.
Geef kracht en hulp aan hen die bekoord worden, licht aan hen die in duisternis en in de schaduw van de dood verwijlen'
(Zr. Carmela v. d. H. Geest, ongeschoeide karmelietes).