Niet veel denken, maar veel beminnen
De lering van de H. Johannes v. h. Kruis en de H. Teresia van Jezus biedt ons een methode tot overweging aan, die bijzonder geschikt is ons tot innige vertrouwelijkheid met God te brengen en ons op de beschouwing voor te bereiden.
De grondtoon wordt ons door de H. Johannes v. h. Kruis gegeven. Hij zegt: „Het doel van de overweging en de overdenking der goddelijke dingen is: liefdevolle kennis van God eruit te putten”. Wij zien hier al dadelijk dat de klemtoon niet gelegd wordt op de activiteit van het verstand, „de speculatieve kennis” van God en van de geloofswaarheden, maar op de „liefdevolle kennis”, die heel zeker op het denken is gesteund, maar op een denken dat met gevoelswaarde geladen en van liefde doordrenkt is. Wie iemand bemint, gelukt erin hem gemakkelijker en beter te kennen dan door een nauwkeurige studie waaraan geen liefde ten grondslag ligt.
De H. Theresia spreekt in dezelfde zin en bevestigt dat het inwendig gebed bestaat „niet in veel te denken, maar in veel te beminnen”. Het denken is steeds aan het beminnen ondergeschikt. Vanzelfsprekend wordt er gedacht als men overweging houdt. Maar men denkt niet om wijzer te worden, maar wel om God meer te kunnen beminnen. Vandaar dat de overdenking tot voornaamste doel heeft ons te overtuigen van de liefde van God voor ons en daarom de verschillende bewijzen van die liefde vóór de geest moet brengen. Wij kunnen echter gerust zeggen dat er geen enkele geloofswaarheid is, die ons niet van de overgrote liefde van God voor ons spreekt. Hoe meer wij van deze liefde zullen overtuigd zijn hoe meer wij ook een liefdevolle kennis van God zullen verwerven. En tegelijkertijd zullen wij ons ook opgewekt voelen Hem weer te beminnen die ons het eerst heeft bemind Zo voert de overweging d.w.z. de overdenking van het verstand ons onwillekeurig tot de beoefening van de liefde. Zo zullen wij in ons inwendig gebed aan de overdenking, hoe verheven ook, niet de eerste plaats schenken, maar haar slechts in die mate aanwenden als het nodig is om ons tot liefde op te wekken om ons tot een daadwerkelijke oefening van liefde te brengen en ons daarin te doen volharden de hele tijd van het gebed.
Contact houden met God
Al mogen wij in de meditatie aan het denken niet de hoofdrol toekennen, toch mogen wij ook niet in het tegenovergestelde uiterste vervallen door het verwaarlozen van de nodige inspanning en van de gewenste toeleg. Ziehier dan hoe wij best te werk gaan.
Alvorens het overwegingspunt te lezen moet men zich zorgvuldig in Gods aanwezigheid stellen en met beslistheid trachten alle vreemde gedachten, alle zorgen en alle overhaasting te verbannen.
Daar het inwendig gebed in een vertrouwelijke omgang met de Heer bestaat, is het overduidelijk dat zoiets niet kan plaats hebben als Hij uit onze geest en ons hart verwijderd blijft. Ongetwijfeld is God altijd aanwezig, maar wij zijn er ons niet altijd van bewust. Vandaar de noodzakelijkheid voeling met Hem te zoeken, Hem te benaderen. Dit gebeurt door bewust aan zijn tegenwoordigheid te denken. Iedereen kan dit doen op de wijze die hem het best gelukt; ofwel door te gedenken dat de H. Drievuldigheid in zijn ziel woont; ofwel, zo men in de kerk is, met aan Jezus' aanwezigheid in het tabernakel te denken of Hem in de verbeelding voor te stellen in een bijzonder moment van zijn leven of zijn passie. En zo begint men in Gods tegenwoordigheid, onder zijn blik, rustig het overwegingspunt te lezen. Met naarstigheid, doch rustig en innig overdenkt men dit punt, niet alsof men tot zichzelf aan 't spreken was, maar veeleer alsof men dit alles aan O L. Heer zegt in de tegenwoordigheid van Wie men zich bevindt. Hoe meer men zich eraan gewent de overweging op die wijze te houden, alsof men alles ontwikkelde en besprak met God, hoe eer men het doel zal bereiken. De overweging moet ons toch helpen te komen tot een onderhoud met God, tot een hartelijke samenspraak, zoals die van een kind met zijn vader, zoals die van een vriend met zijn vriend. Bij dit alles wordt heel zeker een degelijke inspanning en toeleg van de geest vereist, maar deze moeten meer erop afgericht zijn ons in levendig contact met God te houden dan wel in abstracte begrippen en bespiegelingen op te gaan. De gedachten, die de geest uit de meditatie put, hebben als voornaamste doel het contact met God inniger te maken en een onderwerp gereed te hebben voor de samenspraak met Hem. Telkens als voor dit doel de nood zich laat gevoelen, kan men naar die gedachten teruggrijpen. In één woord: verstandswerk in de meditatie mag ons nooit doen vergeten dat het inwendig gebed wezenlijk bestaat in een vertrouwelijk onderhoud met God, en in dit onderhoud is beminnen van meer belang dan denken.
Maak mijn hart tot een levendige vlam
„Heer leer mij mediteren; leer mij inwendig bidden, want noch het een noch het ander kan ik doen op een behoorlijke wijze en slechts van U kan ik het leren. Geef mij een oor dat U beluistert in de lezing en in de overweging. Geef mij een tong die met U kan spreken in het gebed. Stort in mij uw goddelijke Geest, dat Hij mij onderrichte waarover ik moet nadenken, wat ik moet zeggen, wat ik moet afsmeken en hoe ik het moet vragen om het te verkrijgen. De H. Geest leert mij verzuchten als ik vóór U verschijn. Moge Hij zelf in mij die heilige verzuchtingen vormen, die Gij nooit verwerpt, maar steeds verhoort. Moge Hij in mij een grote liefde voor uw waarheid en uw lering storten, zodat ik bij de lezing de inhoud zal begrijpen en smaken. Stel mijn geest en mijn hart open en maak mij getrouw in het geloof aan wat Gij mij leert en in het volbrengen van wat Gij mij beveelt” (Van een oude schrijver).
Geef mij vooral, Heer, dat de overweging van Uw geheimen mij in heilige liefde voor U mag ontsteken, zodat ik daaruit opsta met een groter vaardigheid om U te beminnen, met een volmaaktere bereidwilligheid om U te dienen. Leer mij veel meer met het hart dan met het verstand te overwegen. Leer mij nadenken met een godvruchtige en minnende geest, dan zal de overweging steeds meer de liefde in mijn hart doen aangroeien: dit verwacht ik van uw genade. Die sterke en vurig geworden liefde zal mijn ziel van langsom meer zuiveren en mij tot het ijverig volbrengen van uw wil steeds krachtiger aanzetten. Hoe gelukkig zou ik zijn, Heer, moest de vlam van liefde in mijn hart, onder de aanwakkering van de H. Geest oplaaien tot een brand van goddelijke liefde. Mijn koelheid, mijn zwakheid en mijn zelfzucht maken dat ik daartoe onbekwaam en onwaardig ben. Maar Gij kunt zelfs uit stenen kinderen van Abraham verwekken. Breek mijn hart van steen en ijs; maak het tot een levendige vlam van uw liefde.
„Eeuwige God, Gij zijt de eeuwige en oneindige goedheid en niemand kan U begrijpen noch U ten volle kennen, wanneer Gij zelf U niet te kennen geeft. En Gij doet dit in de mate dat wij het klein vat van onze ziel tot het ontvangen van zulke kennis bereiden. Bron van alle liefde, ik heb U nooit bemind in heel de tijd van mijn leven. Maar mijn ziel verlangt immer naar U en hoe meer ik U bezit, hoe meet ik naar U zoek; en hoe meet ik naar U smacht, hoe meer ik U vind, geweldig en eeuwig vuur, afgrond van liefde” (H. Catharina van Siëna).
De Overweging