ERGENIS GEVEN BEHOORT TOT HET GROOTSTE KWAAD
Het ergerlijk voorbeeld heeft meer zielen in de hel gebracht, dan de zielenijver der apostelen en de welsprekendheid der predikers zielen voor de hemel hebben gewonnen. Een ergernisgever is de prediker en de apostel van satan, die naar de psalmist gezeten is op de leerstoel des verderfs.
Dat een christen voor de leer en de wet van Jezus Christus niet durft uitkomen, is een lafhartigheid; maar dat hij zich verheft tegen Jezus Christus, zich des duivels verklaart, dat hij zich tot werktuig van satan laat gebruiken om met deze samen te spannen tegen de zielen, vrijgekocht door het bloed van Jezus Christus, is niets minder dan een afschuwelijke laagheid. En toch zo handelt hij, die ergernis geeft. Dit bedrijf mag me brandmerken als de verwoesting van de heilig plaats. Het is niet slechts Jezus Christus afvallen, maar zelfs zijn vervolger worden. Men wordt daar door een anti-christ.
Men zou het een te stoute bewering noemen, dat de ergernisgever meer macht bezit om zielen te verderven, dan Jezus Christus macht heeft om zielen te redden; dat het slechte voorbeeld meer, zielen heeft verdoemd, dan de dood en de verdiensten des Heren, dan de sacramenten, waarin Christus' verdiensten ons worden toegepast, zielen hebben zalig gemaakt.
Toch is zulks de treurig waarheid. Heeft Jezus Christus zijn sacramenten als zoveel bronnen van genade en werktuigen voor onze zaligheid; de duivel, zegt de H. Augustinus, heeft ook zijn sacramenten, die de bronnen zijn en de werktuigen van de ondergang der zielen.
De slechte voorbeelden op allerlei gebied, zoveel gevaarlijke gelegenheden en vermaken, het voorbeeld van personen, in rang en stand boven anderen verheven en meer dergelijke zijn als zoveel sacramenten des duivels, welke de schrik voor de zonde benemen. Het kwade aanlokkelijk maken, machtig tot het verboden trekken en de ziel als in de wortel vergiftigen; en dit des te eerder, naarmate de trek tot het verboden en het bederf van eigen hart sterker tot de zonde drijven.
En zo geschiedt het, dat deze sacramenten des duivels meer zielen verderven dan de H. Sacramenten van Christus' kerk zielen zalig maken.
Het is reeds zonde, een in zich onverschillige daad, ook zonder kwaad inzicht te stellen, wanneer men daardoor een zwakke ziel zou ergeren. Men mag, zo redeneert de apostel Paulus, het vlees van de goden gewijde offerdieren eten. Maar, zo gaat hij voort, indien dit geoorloofd gebruik van mijn broeder tot ergernis zou worden, dan zou ik in eeuwigheid geen vlees meer gebruiken, indachtig dat Jezus Christus voor hem gestorven is.
Is dit waar van een in zich zelf onverschillige daad, hoeveel te meer is zulks waar van een schuldige daad; hoeveel te meer nog, indien men beoogt zijn naaste tot zonde te brengen?
Het is reeds misdaad kwaad te doen aan zijn vijand, hem niet te beminnen; hoeveel te meer zal het een misdaad zijn, een onschuldige ziel, van uw broeder in Christus in de zonde te storten! Wie oorzaak wordt van het verderf van anderen, zal daarmede zich eigen verderf berokkenen. Brengt men een ander in de hel, men zal zelf mede in de afgrond storten. Oorzaak geworden van het verderf van anderen, zal men ook diens lotgenoot zijn.
Zo lang men een ergernisgever blijft, zal het bloed van de Heer om wraak tegen- en niet om barmhartigheid voor de schuldige roepen. God heeft de grootste en meest schuldige zondaars soms wonderdadig bekeerd, maar nooit een ergernisgever. Vandaar het woord van de H. Joannes Chrisostomus: ,,Zo verschrikkelijk is de ergernis, dat God voor de grootste zonden de ogen kon sluiten, doch niet voor de ergernis.”
Volgen wij dus het woord van de grote Apostel: Sticht elkander.
volmaaktheid. Mocht dit niet het geval zijn, verneder u voor God en besluit tot beter.
Terwijl gij aldus zondigt tegen uw broeders en hun zwak geweten kwetst, zondigt gij tegen Christus (I Cor. 8: 12. 1).
En wat nog erger is, (dan de misdaad der Joden) men vindt er, die christenen genoemd worden toch Christus vervolgen (H. Bernardus).
Mattheüs 18:7 Wee der wereld van de ergernissen, want het is noodzakelijk, dat de ergernissen komen; doch wee dien mens, door welke de ergernis
komt!
Romeinen 9:33 Gelijk geschreven is: Ziet, Ik leg in Sion een steen des aanstoots, en een rots der ergernis; en een ieder, die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.
Romeinen 14:13 Laat ons dan elkander niet meer oordelen; maar oordeelt dit liever, namelijk, dat gij de broeder geen aanstoot of ergernis geeft.
1 Korinthiërs 1:23 Doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een ergernis, en voor de Grieken een dwaasheid;
Galaten 5:11 Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan de ergernis van het kruis vernietigd.
1 Petrus 2:7 U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar de ongehoorzamen wordt gezegd: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis;
1 Johannes 2:10 Die zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en geen ergernis is in hem.
Bron: Fr. Nepveu s.j. 1912
Uitg. Stichting Immaculata 2012
Ergenis geven