O Moeder van mijn God en mijn Meesteres Maria, zoals een arme, met wonden en vuil overdekt, zou verschijnen voor een grote Koningin, zo nader ik tot U, Koningin van hemel en aarde.
Van de hoge troon, waarop Gij zetelt, versmaad niet, zo bid ik U, uw ogen te richten op mij, armen zondaar. Want daarom heeft God U zo rijk gemaakt, om de armen hij te staan en Hij heeft U aangesteld tot Koningin van barmhartigheid, om de ongelukkigen te kunnen opbeuren. Zie dan op mij neer en heb medelijden met mij. Zie op mij neer en laat mij niet heengaan, vóór Gij mij van een zondaar hebt veranderd in een heilige.
Ik zie wel, dat ik niets verdien, ja, dat ik zelfs verdiende beroofd te worden van alle genaden, die ik door uw bemiddeling van de Heer heb ontvangen. Maar Gij, die de Koningin van barmhartigheid zijt, vraagt niet naar verdiensten, maar naar ellende, om de noodlijdenden te helpen. Maar wie is armer en noodlijdender dan ik?
O verheven Maagd, ik weet het wel, als Koningin van het heelal zijt Gij reeds Koningin over mij, maar ik wil op heel bijzondere wijze geheel en al mij aan uw dienst wijden, zodat Gij over mij naar welgevallen beschikken kunt.
Daarom zeg ik U met de H. Bonaventura:
,,Mijn Meesteres, ik wil mij geheel overleveren aan uw heerschappij, opdat Gij over alles wat ik ben of heb ten volle kunt beschikken. Laat mij niet aan mijzelf over.” Bestuur Gij mij, mijn Koningin, laat mij niet over aan mijn eigen wil. Gebied over mij, handel met mij volgens uw goedvinden, en straf mij ook, als ik U niet gehoorzaam ben. Want de straffen van uw hand kunnen niet anders dan uiterst heilzaam voor mij zijn.
Ik stel het zeer op prijs uw dienaar te zijn, dan meester van heel de wereld. De uwe ben ik, maak mij zalig. Neem mij aan als uw lijfeigene, o Maria, en draag Gij nu zorg, dat Gij mij als zodanig zalig maakt. Ik wil niet langer mijzelf toebehoren. Ik schenk mij weg aan U.
Heb ik U vroeger zo slecht gediend en zoveel gelegenheden om U te eren laten voorbijgaan, voortaan wil ik behoren onder uw meest toegenegen en meest getrouwe dienaars. Neen, ik wil niet, dat iemand mij van nu af overtreft in eerbied en liefde voor U, o mijn allerbeminnelijkste Koningin. Dit beloof ik en met uw hulp hoop ik mijn belofte te houden. Amen.