Kenmerken van de christen



Door liefde tot volheid

Het epistel (Ef. 3, 13-21) is een van de mooiste fragmenten uit de brieven van Paulus. Wij vinden er de beroemde groet van de Apostel aan de Efesiërs, die in drie zinnen de ganse inhoud van het geestelijk leven samen vat. ,De Vader van onze Heer Jezus-Christus.. geve U… in de innerlijke mens krachtig door zijn Geest te worden gesterkt'. De innerlijke mens is de door de genade herboren menselijke geest, is de geestelijke mens die alle stoffelijke dingen en het genot der zinnen verzaakt heeft. Die mens leeft in ieder van ons en moet sterk zijn om de strijd tegen de dierlijke mens te voeren die maar al te vaak, en zolang wij op aarde zijn, nog in ons leeft en ons naar omlaag wil trekken. De Apostel doet precies beroep op de kracht van de Heilige Geest, omdat de kracht van onze deugdzaamheid niet toereikt indien zij niet door de kracht gesterkt wordt, die de Heilige Geest door middel van zijn gaven ons schenkt.

,Moge Christus door het geloof in uw hart zijn intrek nemen'. Christus woont reeds met de Vader en met de Heilige Geest in de door de genade bezochte ziel, maar zijn aanwezigheid kan altijd inniger worden. Hoe dieper zij zijn zal, hoe dieper de ziel van Gods liefde doordrongen zal zijn en werkelijk in de liefde geworteld en gesterkt. Indien wij in de liefde willen opgroeien moeten wij bij de bron van de liefde blijven, bij God die in onze ziel leeft.

,Moogt gij in staat zijn te vatten… de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat'. In zover onze bekrompenheid het toelaat, het mysterie vatten van Gods liefde, hoogtepunt van het geestelijk leven. Het christendom is niets dan liefde: wij zijn christenen in de maat waarin wij Gods liefde vatten. Toch laat ons dit mysterie altijd wat ongelovig, wat onovertuigd. Mochten wij maar zien, gelijk de zaligen het zien, dat God liefde is en niets anders dan liefde wil; dat de weg die tot Hem leidt de weg der liefde is; dat lijden, versterving en nederigheid slechts middelen tot volmaakte liefde zijn, middelen om de liefde van de God van liefde te beantwoorden! Dan zullen wij werkelijk, tot de gehele volheid Gods vervuld zijn'.

Door nederigheid tot liefde

In het epistel heeft Paulus ons aangemaand, in de liefde te wortelen. In het evangelie (Luk 14, 1-11) maant Jezus zelf ons, in liefde en nederigheid te wortelen. In weerwil van de stilzwijgende afkering van de farizeeën die van de bekrompenheid van hun geest en hun hart getuigt, geneest Jezus op een sabbat een arme waterzuchtige en leert ons aldus eens te meer hoe belangrijk de naastenliefde is. Wij zouden ons wel ten onrechte in Gods liefde geworteld wanen indien wij het ook niet in de naastenliefde zijn. Hoe is het mogelijk te gaan denken dat een daad van naastenliefde tegen de wet van heiliging van een feestdag indruist! Dergelijke dwalingen zijn hen eigen, die beweren God lief te hebben en slechts om hun eigen belang bekommerd zijn, zonder aan andermans nood aandacht te schenken. Dit is geen christendom, maar farizeïsme en ondermijnt de naastenliefde.

Om in de liefde te wortelen moet men ook in de nederigheid wortelen, want alleen de nederige kan werkelijk God en de naaste liefhebben. Daarom geeft het evangelie ons verder een praktische les in naastenliefde en veroordeelt het de jacht op vooraanstaande plaatsen. Laten wij maar niet geloven dat deze veroordeling alleen stoffelijke posities geldt: het geldt ook de morele waardigheden, deze die onze hoogmoed in de waardering en de achting van anderen wil innemen. Het is vernederend te moeten vaststellen dat ons eigen ik altijd naar hogere waardigheden dingt dat niet bij ons past, en dit tot onze schande, want al wie zichzelf verheft zal vernederd worden.

,Laat ons de laatste plaats innemen; - zegt de H. Bernardus - het schaadt geenszins, zich te vernederen en zich voor minder te houden dan wij in werkelijkheid zijn. Maar het is erg schadelijk en nadelig zich te willen verheffen, ook maar een duim hoger, boven hetgeen wij zijn en onszelf boven één enkele andere de voorrang te geven. Het schaadt nooit, zich te diep voorover te buigen wanneer men onder een lage deur door wil, wel wanneer men zich maar een vinger te hoog opricht en zijn hoofd kwetst. Laat ons dus niet vrezen, ons te diep te vernederen, wel de minste beweging van hoogmoed vrezen en verfoeien'. Daarom vragen wij de Heer, gelijk de heiligen Hem vroegen, ons zo vaak een vernedering te sturen als onze hoogmoed zich boven anderen zal willen verheffen; dit zal het zekerste middel zijn om ons in de nederigheid te houden. In de nederigheid geworteld, zullen wij het ook in de liefde zijn en zullen wij aldus de voornaamste twee kenmerken van de christelijke ziel bezitten.


In Gods liefde geloven

,Vermeerder, Heer, mijn geloof in uw liefde, dat ik u in volle oprechtheid moge zeggen: ,ik heb uw liefde voor mij gekend en erin geloofd'. Me dunkt dat dit de grootste daad van ons geloof is, de mooiste manier U liefde voor liefde terug te geven, het ,verborgen geheim' waarvan Paulus spreekt, het geheim dat mijn ziel vurig wenst te ontsluieren en waarvan de ontsluiering ze van vreugde doet sidderen. Stel mij in staat, Heer, in uw overdadige liefde voor mij te geloven. Dan zullen geen lusten en gevoelens mij meer ophouden. Het zal weinig verschil uitmaken of ik U hoor of niet hoor, of ik vreugde of smart van U krijg: ik zal in uw liefde geloven en dat zal volstaan.

,Maak, o God, dat mijn ziel in uw diepste leven dringt en daar in liefde gevestigd en geworteld blijft.

,Wanneer ik in mijn hart uw oneindigheid, uw trouw, uw bewijzen van liefde en uw weldaden overweeg, o Heer, en dan mij zelf bekijk en mijn misdaden tegenover U zie, kan ik niets anders dan mijn ziel diepe verachting toe te dragen. En toch is deze verachting niet genoeg om mij zo diep te vernederen als ik wel wens. Dompel mij in nederigheid, Heer! Me dunkt dat in nederigheid gedompeld zijn, in U gedompeld worden is: in U levend die de Waarheid zijt, kan men niet anders dan de eigen nietigheid beseffen. Een nederige ziel is het vat dat Gij wenst, de kruik die uw genade kan bergen, en elders stort Gij uw genade niet uit. Maak dus, Heer, dat ik nederig weze en laat mij begrijpen dat de nederige U nooit hoog genoeg en zichzelf nooit laag genoeg stelt' (H. Elisabeth van de Drieëenheid).

Bron; Van Hart tot Hart, 1962 Gabriel van de H.Maria Magdalene o.c.d.

Uitgave: Stichting Immaculata 2012

De kenmerken van de christen