H.Communie


Een uitmuntende gesteltenis om een goede communie te doen, bestaat hierin dat gij besluit Jezus Christus in uw hart te laten heersen, maar volledig heersen, als een God meester zijn moet. Daartoe moet gij aan Hem in alles gehoorzamen, en moogt ge niets weigeren dat Hij van U verlangt ; want, zoals de H. Schrift zegt, het is als koning, en als goedertieren koning, dat Hij tot u komt. Hij komt in uw hart, Hij wordt er opnieuw geboren, om er over uw driften en over uw genegenhei te heersen.

Gebed. O mijn Zaligmaker, wanneer ik te Communie ga, dan aanvaard ik wel gaarne uw meesterschap, uw koninklijk gezag over mijn hart; en dan verklaar ik oprecht dat het U volledig toebehoort. Maar niet zodra heb ik U ontvangen of ik word weer slaaf van mijn grillen en 'k schud het juk van uw heerschappij af om, in slavernij, mijn driften te dienen. Welk een onrecht tegenover uw koninklijke heerschappij; welk een smaad uw goedheid aangedaan, U zó een hart te onttrekken, dat U om tal van redenen toebehoort!
Neen, uw liefdeheerschappij wil ik niet meer ontvluchten. Wil Gij dan zorgen, dat Gij mij voor goed verovevert; gedoog niet dat ik U nog ontloop of nog ooit van U zal scheiden. Amen.


De passende gesteltenis om waardig te communiceren, is de zuiverheid van hart, waardoor dit van alle vrijwillige zonde en van alle genegenheid tot de zonde vrij is.
Het is in deze zin dat de H. Augustinus tot de Priesters en de gelovigen die te communie gaan zegt, dat zij in onschuld voor het altaar moeten verschijnen. Vóór gij tot de heilige Communie nadert, zult gij dus uw geweten zorgvuldig en nauwkeurig onderzoeken aangaande uw gewone fouten. Onderzoek voor God of uw ziel met geen grote zonde beladen is; zo ja, biecht ze met een rechtzinnig berouw. In geval van doodzonde immers, zegt de Kerkvergadering van Trente, is het niet genoeg een akte van berouw te verwekken; men moet zijn zonden aan de biechtvader belijden vooraleer men te communie gaat.
In die zin legt genoemde Kervergadering de woorden uit van de Apostel, die zegt: dat de mens zich beproeve, en zich zo bereide om dit hemelse Brood waardig te ontvangen, en toch niet onwaardig te communiceren. Stel u evenwel niet tevreden met vóór de communie te zien of uw geweten u geen grote zonde verwijt; onderzoek u ook voor God, en heb oprecht spijt over de kleinste zonden, die gij zo gemakkelijk bedrijft, maar bijzonder over deze welke gij met opzet en tegen Gods inspraak in doet. Verfoei de zonden die gij uit gewoonte, uit gehechtheid of uit een slechte gesteltenis bedrijft. Die zonden zijn het die als spontaan uit uw natuurlijke neigingen voortvloeien. Heb ook spijt over die zonden van anderen waartoe de gelegenheid waart of waaraan gij hebt medegeholpen; ook over de verdoken zonden, enz. Vraag er aan Jezus Christus vergiffenis over alvorens gij Hem ontvangt, en bid dat Hij u de genade mag verlenen u daarvan te beteren en u erom te straffen.

Gebed of akte van berouw vóór de Communie
Ik nader tot U, mijn Jezus, zoals een zieke die naar zijn geneesheer gaat met hoop op genezing. Gij hebt gezegd dat zij, die ziek zijn, moeten naderen tot Hem die hen kan en wil genezen. Ik beschouw U dan als de Geneesheer en de Redder van mijn ziel en wens U ontvangen, U dikwijls te ontvangen, daar ik U nodig heb om mij van de ziekten van mijn ziel te genezen. Ik zeg U dan, als ik tot U nader, wat de melaatse van Evangelie zei: „Heer, indien Gij wilt, kant Gij mij genezen!”

Geef mij het vertrouwen van de zieken die tot U kwamen. Laat mij met hen tot U zeggen: „zohaast ik de boord van zijn kleed zal aanraken”, dat is: de broodsgedaante waaronder Gij schuilt, „zal ik genezen zijn”.
Met dit vertrouwen kom ik tot U. Ik werp mij voor uw voeten neder, en ik smeek U om vergiffenis over de zonden van geheel mijn leven, die ik om U en met uw hulp verfoei. Vergeef, o Jezus, al wat U in mij mishaagd heeft. Gedoog niet dat ik U ooit onwaardig zal ontvangen. Ik gevoel een waar spijt uw hart gewond, uw goedheid beledigd, uw gramschap ontstoken te hebben.
Het spijt mij dat ik aan uw genade, aan de uitnodiging van uw liefde heb weerstaan, en tegen uw goddelijke volmaaktheden heb misdaan. Verleen mij vergiffenis en straf mij; maar mijn straf weze veroordeeld te zijn om U te beminnen en mijzelf te haten; dat ik gestraft, en Gij gewroken wordt.
Tot U alleen zal ik mij in mijn droefheid wenden. Ik heb U vergramd, en dit is genoeg, opdat ik in droefheid zal leven en sterven. Beneem mij het leven of beneem mij de zonde, want ik kan niet langer meer leven en zondigen tegelijk. Voortaan echter wil ik alles verlaten wat U mishaagt; alles wat mij van U verwijderen of scheiden mocht. Amen.


Uit de Navolging van Christus

DE H. COMMUNIE IN DE HAND OF OP DE TONG?

zie het volgende document: Hand- of Tongcommunie